De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft 2 uitspraken gepubliceerd over het begrip algemeen gebruikelijke voorziening als bedoeld in artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015. In de uitspraken wordt verder ingegaan op de vraag wanneer een voorziening algemeen gebruikelijk is.
Het begrip algemeen gebruikelijk
De gemeente hoeft geen maatwerkvoorziening te verstrekken als de beperking van een cliënt met een algemeen gebruikelijke voorziening kan worden opgelost. Uit rechtspraak van de CRvB volgde al dat een voorziening algemeen gebruikelijk is als deze:
- niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;
- daadwerkelijk beschikbaar is;
- een passende bijdrage levert aan het zorgen voor een situatie waarin de cliënt zelfredzaam kan zijn of kan participeren en;
- met een inkomen op minimumniveau financieel kan worden gedragen.
Een inkomen op minimumniveau
Het geschil spitste zich in deze 2 zaken toe op de vraag of aan de vierde voorwaarde is voldaan. Namelijk op de vraag of een elektrische fiets financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.
De vierde voorwaarde moet volgens de CRvB zo worden begrepen dat een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen onder de gehele bevolking gangbaar is te achten.
Hiermee wordt het beleid dat een hulpmiddel financieel kan worden gedragen met een minimuminkomen als de kosten daarvan binnen 36 maanden kunnen worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de geldende bijstandsnorm, door de CRvB niet goedgekeurd. De rechtbank oordeelde hier in eerdere zaken anders over.
Een elektrische fiets is volgens de CRvB (nog) niet naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen onder de gehele bevolking gangbaar te achten. In deze 2 zaken wordt dan ook alsnog een maatwerkvoorziening verstrekt voor de aanschaf van een elektrische fiets.