Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat de koopkracht van een doorsnee Nederlands huishouden dit en volgend jaar met in totaal zo’n 4 procent daalt, ondanks het prijsplafond voor energie dat in januari gaat gelden. Daarbij gaat het adviesorgaan van de overheid uit van de actuele energieprijzen. Wel denkt het CPB dat de maatregel het koopkrachtverlies enigszins dempt.
Het CPB bracht vier scenario’s in kaart voor de impact op de koopkracht, waarbij naast de actuele energieprijzen gekeken werd naar lagere energieprijzen en hogere energieprijzen. Ook werd gekeken naar de invloed van hogere energieprijzen als Nederlandse huishoudens dit jaar een strenge winter door moeten maken.
De koopkrachtdaling komt met name door de hoge inflatie en lonen die daarbij achterblijven, stelt het CPB. Volgens het basisscenario, waarin wordt uitgegaan van de actuele energieprijzen, komt de inflatie volgend jaar uit op 3,5 procent. Zonder het prijsplafond voor energie zou dat 6 procent hoger zijn.
Mensen met een lager inkomen lopen het grootste risico. Weliswaar lijken zij het meest te gaan profiteren van het energieprijsplafond, maar deze groep besteedt een groter aandeel van het inkomen aan energie. Het CPB denkt dat er op termijn zo’n 430.000 huishoudens in de financiële problemen komen en niet langer hun eten, woonlasten of energiekosten kunnen betalen. In het geval van een strenge winter kan dit aantal oplopen tot 500.000.
Welk scenario ook realiteit wordt, het prijsplafond zorgt ervoor dat een doorsnee huishouden minder merkt van schommelingen in de energieprijzen. Mocht de energieprijs bijvoorbeeld toenemen, dan neemt het koopkrachtverlies van een doorsnee huishouden met slechts 0,2 procentpunt toe ten opzichte van het basisscenario, ook bij een strenge winter.