Naar schatting 400 duizend huishoudens kampten in 2023 met energiearmoede. Dat zijn er 70 duizend meer dan in 2022. Ondanks deze stijging was het aandeel huishoudens met energiearmoede duidelijk lager dan in de jaren ervoor. Deze ontwikkeling hangt samen met de steunmaatregelen vanuit de overheid en de energiebesparing door huishoudens in reactie op de hogere energieprijzen. Zonder deze steunmaatregelen zou de energiearmoede groter zijn geweest. Dat blijkt uit onderzoek van TNO en het CBS.

Huishoudens met energiearmoede hebben een laag inkomen in combinatie met hoge kosten voor gas en elektriciteit of een woning met een lage energetische kwaliteit. Van lage energetische kwaliteit is sprake als een woning slecht te verwarmen is (bijvoorbeeld door slechte isolatie) en/of er geen mogelijkheden zijn om energie op te wekken (bijvoorbeeld met zonnepanelen). Een laag huishoudensinkomen is maximaal 30 procent hoger dan de lage-inkomensgrens.

In het rapport Energiearmoede in Nederland, hebben TNO en CBS onderzocht hoe de energiearmoede zich tussen 2019 en 2023 heeft ontwikkeld. De cijfers voor 2023 zijn gebaseerd op een voorlopige schatting, omdat nog niet alle gegevens beschikbaar zijn. De cijfers voor 2019 tot en met 2022 zijn gebaseerd op de Monitor Energiearmoede 2019-2022.

Volgens de voorlopige schatting hadden ongeveer 400 duizend huishoudens in 2023 te maken met energiearmoede, dat is 4,8 procent van alle huishoudens in Nederland. Uit de analyse blijkt dat de compensatiemaatregelen de stijging van de energiearmoede sterk hebben geremd.

In 2022 en 2023 konden huishoudens met een laag inkomen een energietoeslag aanvragen. Ook werd in 2023 een prijsplafond ingevoerd voor energie. Zonder deze maatregelen zou de energiearmoede groter zijn geweest: naar schatting 10,7 procent van de huishoudens zou er dan in 2023 door getroffen zijn. Dat wil zeggen dat bijna 500 duizend huishoudens zijn behoed voor energiearmoede.