De coronacrisis kan makkelijk veel banen raken in Nederland. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) had ruim 72 procent van de flexibele werknemers vorig jaar een minder zeker dienstverband. Dat komt neer op bijna 1,4 miljoen flexwerkers. Meer dan de helft van hen was jonger dan 25 jaar en het merendeel studeerde nog.
Het gaat om mensen met korte tijdelijke contracten, uitzendcontracten, oproepcontracten of wisselende uren. Hun werk is maar voor een korte periode gegarandeerd of het aantal uren dat ze in een week kunnen werken staat niet vast. Ze lopen daardoor meer risico op baan- en inkomensverlies wanneer het slechter gaat bij het bedrijf waar ze werken.
Het statistiekbureau heeft op dit moment nog geen gegevens over de daadwerkelijke gevolgen van de coronacrisis voor flexwerkers, maar kan wel wat zeggen over de baanzekerheid van verschillende beroepen. Binnen de beroepen die door de coronamaatregelen niet of nauwelijks kunnen worden uitgeoefend vormen kelners en barpersoneel de grootste groep werknemers met een onzeker dienstverband. Ook in andere beroepen die veel voorkomen in de horeca, zoals koks en keukenhulpen, zijn veel werknemers oproepkracht.
Verder zijn veel verkoopmedewerkers in de detailhandel volgens het CBS weinig zeker van hun baan. Ook zijn er veel schoonmakers in een kort dienstverband, als oproepkracht of als uitzendkracht. Werknemers in transportberoepen zoals taxi- en buschauffeurs hebben eveneens vaak te maken met de minst zekere contracten.
Eerder deze week trok vakbond FNV al aan de bel over de situatie van flexwerkers. De bond kwam in een optelsom tot meer dan 800.000 mensen die vanwege hun onzekere aanstelling zouden vrezen voor hun baan. Tienduizenden mensen met een flexcontract zouden hun baan al zijn kwijtgeraakt.