Data vormen een steeds belangrijker onderdeel van de economie en bieden kansen om maatschappelijke uitdagingen op te lossen. De markt voor data werkt echter niet goed doordat keuzes van individuele consumenten en organisaties impact hebben op anderen (externe effecten) en door ongelijke machtsverhoudingen. Als gevolg wordt soms te veel data verzameld en gedeeld – bijvoorbeeld privacygevoelige data – en soms juist te weinig, zoals data voor wetenschappelijk onderzoek. In de publicatie ‘Brave new data’ verkennen CPB-onderzoekers bouwstenen voor nieuw databeleid, waaronder het verschuiven van keuzebevoegdheid naar collectieven, bijvoorbeeld een groep consumenten, en direct overheidsingrijpen.
Door twee knelpunten werkt de data-economie niet optimaal. Allereerst beïnvloedt de keuze van een organisatie of individu om data te delen de gebruikerservaring of privacy van anderen. Onze digitale levens zijn met elkaar vervlochten, denk bijvoorbeeld aan foto’s op sociale media waar meerdere mensen op staan of DNA-data die informatie kunnen bevatten over familieleden. Ten tweede hebben bedrijven en andere dataverwerkers vaak meer onderhandelingsmacht dan consumenten en andere dataleveranciers. Een algemene marktbrede aanpak, zoals de huidige Algemene Verordening Gegevensbescherming, is niet altijd toereikend om deze knelpunten op te lossen. De data-economie kan beter werken wanneer toekomstig beleid zich richt op de knelpunten van externe effecten bij datagebruik en scheve onderhandelingsmacht.
Een beleidsoptie is om mensen de mogelijkheid te geven om collectief te onderhandelen en te beslissen over verwerking van hun data. In zo’n collectieve data overeenkomst (CDO) kunnen bijvoorbeeld leden van een sportclub gezamenlijk afspraken maken over gebruik van foto’s en video’s, of de algemene voorwaarden met een grote dataverwerker aanpassen. Wanneer ‘de markt’ onvoldoende zorgt voor datadelen, dan kan de overheid (financiële) prikkels geven om datadelen te stimuleren.
In andere situaties, vooral wanneer de knelpunten groot zijn, kan direct ingrijpen door de overheid nodig zijn. De oprichting van publieke databanken is een manier om de baten van data voor een groter deel van de samenleving beschikbaar te maken. Om negatieve effecten te verkleinen kunnen verboden en verplichtingen voor de hand liggen. Voorbeelden zijn een verbod op verzameling of gebruik van een bepaald type data en verplichtingen om binnen een bedrijf scheidingen aan te brengen tussen verschillende datagedreven diensten.
Om te weten welk beleid past, is kennis nodig over de data-economie. Regulering van data is complex. Beter databeleid vraagt daarom ook om meer kennis over digitalisering bij de overheid.