Door de oorlog in Oekraïne zijn veel mensen gevlucht naar andere landen. Dat gaat niet alleen om Oekraïners, maar ook om mensen met een andere nationaliteit (‘derdelanders’) die op dat moment (tijdelijk) in Oekraïne verbleven. Bijvoorbeeld voor werk of een studie.

De staatssecretaris was op grond van het Europees recht o.a. verplicht om Oekraïners tijdelijk te beschermen, maar hij was niet verplicht om de groep derdelanders te beschermen die bijvoorbeeld voor werk of studie in Oekraïne verbleven. Toch heeft de staatssecretaris er anderhalf jaar geleden voor gekozen om ook deze mensen tijdelijk te beschermen.

De staatssecretaris komt nu op die keuze terug. Hij wil de tijdelijke bescherming van deze groep derdelanders vanaf 4 september 2023 beëindigen. Dat betekent dat deze mensen na die datum alleen in Nederland mogen blijven als zij bijvoorbeeld een asielvergunning of een andere verblijfsvergunning aanvragen of krijgen.

Beroep

Meerdere derdelanders zijn het niet met de beslissing van de staatssecretaris eens en zijn in beroep gegaan bij de bestuursrechter. Zij vinden dat de staatsecretaris de tijdelijke bescherming niet mag beëindigen. Het beroep van één van die derdelanders heeft de rechtbank nu beoordeeld. De andere beroepen worden later door andere rechtbanken beoordeeld.

Bevoegdheid

De rechtbank oordeelt in de zaak van deze derdelander dat de staatssecretaris de bevoegdheid had om terug te komen op de keuze die hij heeft gemaakt om hem tijdelijk te beschermen. Hij heeft ook in algemene zin goed gemotiveerd waarom hij van deze bevoegdheid gebruik maakt.

Ook in het individuele geval van deze vreemdeling kon de staatssecretaris die bescherming beëindigen. Het vertrouwensbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel en evenredigheidsbeginsel staan daar niet aan in de weg.

Uitspraken