In de periode 2014 tot en met juni 2020 ontvingen 158 duizend mensen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarvan hebben de meeste mensen de Syrische nationaliteit (91 duizend), gevolgd door de Eritrese nationaliteit (29 duizend). Sinds 2017 krijgen steeds meer mensen met een Turkse of Jemenitische nationaliteit een verblijfsvergunning in Nederland (respectievelijk 2,5 duizend en 1,5 duizend).
Recentere vergunninghouders sneller aan het werk
Na een verplichte inburgering gaan steeds meer statushouders werken. Naarmate mensen langer een verblijfsvergunning hebben, hebben zij vaker een baan. De recentere cohorten hebben steeds sneller een baan. Van degenen die in 2014 een vergunning hebben gekregen, had na twee jaar 6 procent een baan, van de statushouders uit 2017 was dat 12 procent. In de laatste zes maanden is de groei van het aandeel met een baan echter gestagneerd of zelfs licht gedaald. Deze periode valt deels samen met het tweede kwartaal van 2020, het begin van de coronacrisis.
Minder zekere arbeidsmarktpositie
Statushouders hebben vaak een minder zekere positie op de arbeidsmarkt. Zij hebben vaker dan gemiddeld een contract voor bepaalde tijd, een baan in deeltijd, en zijn relatief vaak werkzaam in de horeca. Hoewel statushouders naarmate zij langer een vergunning hebben vaker een vast contract hebben en meer uren werken, is hun positie kwetsbaarder dan die van de gemiddelde Nederlander met een baan. Van de statushouders uit 2014 was de meest recente baan voor 65 procent in deeltijd, voor 78 procent een baan zonder vast contract. 16 procent werkte in de horeca. Van het vergunningscohort 2019 bestonden de banen voor 86 procent uit een baan in deeltijd, voor 92 procent uit een tijdelijk contract en werkte 37 procent in de horeca.
Hoogste aandeel statushouders uit 2014 met baan in Flevoland en Zeeland
Van de statushouders die in 2014 een vergunning hebben ontvangen, heeft na 5,5 jaar 43 procent een baan. Dat aandeel is echter niet gelijk verdeeld over Nederland. Van de statushouders uit 2014 die in de gebieden Flevoland en (overig) Zeeland wonen, heeft meer dan 50 procent een baan na 5,5 jaar, terwijl in Oost-Groningen, Zuidwest-Friesland en Zuidwest-Drenthe minder dan 35 procent een baan heeft.