In noodsituaties is de acute jeugdbescherming gegarandeerd. De Raad voor de Kinderbescherming, kinderrechters en Gecertificeerde Instellingen voor jeugdbescherming zorgen ervoor dat kinderen die in acute nood verkeren meteen in een veilige omgeving terecht komen.
Voorafgaand aan én na de spoedinterventie is de beschikbaarheid van passende hulp problematisch vanwege wachtlijsten in de jeugdhulp. Dit schrijft de Algemene Rekenkamer in het rapport van haar verantwoordingsonderzoek bij het jaarverslag 2019 van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat de medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) op spoedmeldingen altijd direct reageren en actie ondernemen. De RvdK doet dan versneld onderzoek naar de situatie en kan de kinderrechter verzoeken om een voorlopige kinderbeschermingsmaatregel. De kinderrechter kan besluiten het kind voorlopig onder toezicht te stellen van een jeugdbeschermer via een Gecertificeerde Instelling (GI). In spoedsituaties vraagt de RvdK vaak een uithuisplaatsing aan bij de kinderrechter zodat een jeugdbeschermer het kind op een veilige plek kan onderbrengen, zoals een crisispleeggezin of crisisopvang. In het onderzoek schrijft de Algemene Rekenkamer dat kinderrechters zelden twijfelen over de door RvdK voorgelegde situatie en aan het bijbehorende advies.
De RvdK krijgt de spoedmeldingen via een lokaal team, GI of Veilig Thuis. Bij elke spoedmelding beoordeelt de RvdK de ernst van de situatie en bekijkt samen met de melder of alternatieve interventies mogelijk zijn. Soms kan een kind toch vrijwillig overnachten bij een pleeggezin, familie of vriend. De RvdK adviseert de melder bij de afwegingen of nog alternatieven mogelijk zijn. Bij ongeveer de helft van de spoedmeldingen die de RvdK kreeg, is zo alsnog een lichtere vorm van hulpverlening ingezet.
Stijging spoedmaatregelen
De Rekenkamer constateert dat het aantal zaken waarin spoedmaatregelen zijn opgelegd door de kinderrechter de laatste jaren is toegenomen. Medio 2017 liepen er bij de GI 650 voorlopige ondertoezichtstellingen (vOTS). Begin 2019 waren dit er 780.
De stijging van het aantal spoedmaatregelen heeft gevolgen voor de afhandeling van de reguliere werkzaamheden van de RvdK en de GI’s. De afhandeling van een spoedmaatregel krijgt altijd voorrang op de andere werkzaamheden. Volgens de Rekenkamer komt hierdoor de schaarse capaciteit van de jeugdbeschermingsorganisaties nog verder onder druk te staan.
Een aantal van de spoedmaatregelen wordt opgelegd tijdens een lopend beschermingsonderzoek of het wachten daarop. Bij de zaken die op de wachtlijst staan of die in onderzoek zijn, kan de veiligheid van kinderen tussentijds verslechteren waardoor een spoedmaatregel alsnog noodzakelijk is.
Probleem beschikbaarheid hulp
De Rekenkamer stelt dat er voorafgaand aan én na de spoedinterventie een fors probleem is rondom beschikbaarheid van passende hulp. Beschikbare passende hulp kan voorkomen dat situaties uit de hand lopen. Onvoldoende passende opvolging van het hulpaanbod na een spoedmaatregel kan ervoor zorgen dat een kind te lang in een crisisopvang zit.
Daarnaast is het volgens de Rekenkamer belangrijk te zorgen dat lokale teams goed kunnen beoordelen of kinderen hulp nodig hebben, en wanneer dit niet meer in vrijwillig kader kan. De Rekenkamer adviseert de minister te onderzoeken in hoeverre continuering van de inzet door de RvdK ter ondersteuning van lokale teams mogelijk is.