De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in een verwijzingsuitspraak van vandaag zogenoemde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. Zij wil van het Europese Hof weten op welk moment de door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onverplicht geboden tijdelijke bescherming aan zogeheten derdelanders eindigt die een tijdelijke verblijfsvergunning hadden in Oekraïne. Zij sluit zich hierbij aan bij de prejudiciële vragen die de rechtbank in Amsterdam eerder aan het Europese Hof stelde over derdelanders.
Achtergrond
Afdeling bestuursrechtspraak: bescherming derdelanders eindigt op 4 maart 2024
Op 17 januari 2024 oordeelde de ABRvS dat uit de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming volgt dat de tijdelijke bescherming van derdelanders eindigt op 4 maart 2024. Dit in tegenstelling tot de tijdelijke bescherming van Oekraïners, staatlozen en mensen met andere nationaliteiten die in Oekraïne asiel of een permanente verblijfsvergunning hadden.
Staatssecretaris vaardigt terugkeerbesluiten uit
De staatssecretaris heeft uitvoering gegeven aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 17 januari 2024 en zogenoemde terugkeerbesluiten genomen. Daarin staat dat het recht op opvang voor derdelanders per 4 maart 2024 is geëindigd en dat zij tot en met 2 april 2024 de tijd hebben de opvang te verlaten.
Ondanks oordeel Afdeling bestuursrechtspraak, verschillende oordelen van rechtbanken
Tegen de terugkeerbesluiten zijn veel derdelanders in beroep gekomen bij rechtbanken. Verschillende rechtbanken hebben zich daarom opnieuw gebogen over de vraag per wanneer de tijdelijke bescherming voor deze derdelanders eindigt. Dat heeft geleid tot uiteenlopende en verschillend gemotiveerde uitspraken van de rechtbanken. De rechtbanken in Arnhem, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Zwolle volgden het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak, terwijl de rechtbanken in Haarlem, Den Bosch en Roermond anders oordeelden. De rechtbank in Amsterdam heeft drie prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. Eén van die vragen gaat over de uitleg van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en per wanneer de opvang van derdelanders eindigt.
Voorlopig oordeel
Omdat rechtbanken opnieuw verschillend oordeelden en de rechtbank in Amsterdam bovendien prejudiciële vragen aan het Europese Hof had gesteld, maakte de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak een pas op de plaats. Op 2 april 2024 oordeelde de voorzieningenrechter dat zij voorlopig toch mogen blijven in afwachting van de antwoorden van het Europese Hof, ondanks dat de Afdeling bestuursrechtspraak eerder oordeelde dat het recht op bescherming van derdelanders per 4 maart 2024 van rechtswege eindigt.
Prejudiciële vragen en verzoek om versnelde procedure
De Afdeling bestuursrechtspraak spitst haar vragen toe op de uitleg van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Zij wil van het Europese Hof weten of derdelanders met een tijdelijk verblijf in Oekraïne aan wie vrijwillig tijdelijke bescherming is geboden, net zolang bescherming moeten krijgen als Oekraïners, staatlozen en derdelanders met een permanent verblijf aan wie verplicht tijdelijke bescherming is geboden, of dat de bescherming eerder kan worden beëindigd als een EU-lidstaat dat wil. De Afdeling bestuursrechtspraak vraagt het Europese Hof ook om deze vragen versneld te behandelen. Zij benadrukt dat de maximale duur van de tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming wordt bereikt op 4 maart 2025 en dat een antwoord na die datum niet langer relevant is voor de derdelanders. Ook wijst zij op de grote onzekerheid voor de derdelanders. Dat komt onder andere doordat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid alleen bescherming biedt aan derdelanders die door een rechterlijke uitspraak voorlopig recht hebben op tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Ook gaan gemeenten verschillend om met deze derdelanders.
Schorsing van de behandeling van de hoger beroepen
De Afdeling bestuursrechtspraak schorst de verdere behandeling van deze hoger beroepen in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie in Luxemburg. Daarna zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de hoger beroepen voortzetten en uiteindelijk definitief uitspraak doen in deze zaken.