Doordat relatief veel jonge niet-onderwijsvolgenden zonder startkwalificatie geen werk kunnen vinden of niet kunnen of willen werken, is de nettoarbeidsparticipatie onder deze groep lager dan onder niet-onderwijsvolgende jongeren met een startkwalificatie. In 2019 ging het om respectievelijk 61,1 procent en 89,5 procent.
Relatief laag beroepsniveau onder jongeren zonder startkwalificatie
Niet alleen is de nettoarbeidsparticipatie onder jongeren zonder startkwalificatie die geen onderwijs volgen relatief laag, zij werken ook vaker op een lager beroepsniveau dan de jongeren die geen onderwijs volgen, maar wel een startkwalificatie hebben. Van de jonge mannen en vrouwen die het onderwijs zonder startkwalificatie hebben verlaten, werkte in 2019 respectievelijk 91 en 87 procent op de lagere beroepsniveaus 1 en 2. Dan gaat het bijvoorbeeld om laders, lossers en vakkenvullers, verkoopmedewerkers in de detailhandel en om kelners en barpersoneel.
Van de mannen met een startkwalificatie werkt 58 procent op de beroepsniveaus 1 en 2. Van de vrouwen met een startkwalificatie werkt juist meer dan de helft op de hogere beroepsniveaus 3 en 4 (54 procent). Het gaat hier om een grote verscheidenheid aan beroepen, zoals sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders, adviseurs marketing, pr en sales, gespecialiseerd verpleegkundigen en leerkrachten basisonderwijs.