Herinner je jezelf de WK finale van Nederland? Of Sven Kramers beruchte wissel op de Olympische spelen? Beide momenten komen uit 2010. Dat is alweer behoorlijk wat jaren geleden. De laatste jurisprudentie over ‘doelgroepgebouwen’ komt uit datzelfde jaar. Deze jurisprudentie is dus allesbehalve recent. Wij krijgen nog regelmatig vragen van gemeenten over woonvoorzieningen in ‘doelgroepgebouwen’. Hoog tijd dus om eens te kijken of de jurisprudentie hierover nog wel geldt.

‘’Specifiek voor gehandicapten of ouderen bedoelde gebouwen’’

In 2009 en 2010 kwam de CRvB met uitspraken over woonvoorzieningen in specifiek voor gehandicapten of ouderen bedoelde gebouwen. Het gaat dus om gebouwen met een specifieke doelgroep. Vandaar de benaming ‘doelgroepgebouw’. Volgens de uitspraken was het onder de Wmo 2007 toegestaan om woonvoorzieningen uit te sluiten in deze gebouwen. Het is volgens de CRvB namelijk aan de woningeigenaar om bij de bouw de voor die doelgroep algemeen gebruikelijke voorzieningen aan te brengen.

Voorwaarden algemeen gebruikelijk voor doelgroep

Maar wanneer is zo’n voorziening nou algemeen gebruikelijk voor de doelgroep? De CRvB verwijst hiervoor naar een eerdere uitspraak. Volgens de CRvB is dit wanneer je objectief kan vaststellen dat een sociale huurwoning voor een bepaalde doelgroep onmiskenbaar niet voldoet aan de eisen voor zo’n woning. Dit kan zijn op grond van wettelijke voorschriften, algemeen aanvaarde regels of contractuele bepalingen. Daarbij moet je aantonen dat de gevraagde voorziening niet nodig is bij wel voldoen aan die eisen.

Neem bijvoorbeeld een doelgroepgebouw waarbij de hele doelgroep altijd een rolstoel gebruikt. Een woning voor die doelgroep moet dan ook toegankelijk zijn voor de rolstoelgebruikers. Voor deze doelgroep is een rolstoeltoegankelijke badkamer dan ook algemeen gebruikelijk. Het gebouw voldoet zonder toegankelijke badkamer niet aan de eisen. Kijkend naar de uitspraken van de CRvB, hoeft een gemeente dan ook geen badkameraanpassing te verstrekken.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Verwarrend is misschien dat de CRvB ook bij doelgroepgebouwen de term algemeen gebruikelijk gebruikt. Deze weigeringsgrond kennen we uit de wet en de rechtspraak. Deze is bedoeld om te voorkomen dat de gemeente iets verstrekt waarvan de kans groot is dat de cliënt er ook over zou beschikken als hij geen beperkingen had. De CRvB stelde criteria op om te bepalen wanneer een voorziening algemeen gebruikelijk is. Zie hierover eventueel onze infographic en opinie. Het gaat hierbij om voorzieningen die voor iedereen algemeen gebruikelijk zijn. Niet specifiek om woonvoorzieningen in een bepaald doelgroepgebouw.

Eén van de criteria voor algemeen gebruikelijk is dat het gaat om een voorziening die niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking. De eerdergenoemde badkameraanpassing is juist wél specifiek bedoeld voor personen met een beperking. Het rolstoeltoegankelijk maken van een badkamer is dus niet algemeen gebruikelijk. Hoe kan dit in een doelgroepgebouw dan wel zo zijn?

Verantwoordelijkheid woningeigenaar of cliënt

Volgens mij kan dit omdat de rechtspraak over doelgroepgebouwen gaat over de taken en verantwoordelijkheden van een woningeigenaar. De eigenaar heeft de taak om te zorgen dat het gebouw voldoet aan de voor de doelgroep bedoelde eisen. De voorzieningen die daarvoor nodig zijn, zijn algemeen gebruikelijk. De algemene criteria voor algemeen gebruikelijk gaan juist over de voorziening zelf. Het legt een verantwoordelijkheid bij cliënten om sommige voorzieningen zelf aan te schaffen.

De CRvB noemt de afwijzingsgrond uit de doelgroepgebouwen-jurisprudentie een ‘verbijzondering’ van de bepaling dat je geen voorziening toekent als deze algemeen gebruikelijk is. De rechtspraak over doelgroepgebouwen en over algemeen gebruikelijke voorzieningen, kan volgens mij dus prima naast elkaar bestaan.

Verantwoordelijkheid eigenaar doelgroepgebouw

Het is belangrijk dat de eigenaar van zo’n doelgroepgebouw zijn verantwoordelijkheid ook pakt. Je kan als gemeente eventueel afspraken maken met eigenaren van doelgroepgebouwen. Hierin bepaal je wie in welke situatie verantwoordelijk is. Pakt de eigenaar zijn verantwoordelijkheid dan toch niet? Ga dan in gesprek. Werkt dat ook niet? Dan kun je als gemeente kijken of een cliënt zelf kan afdwingen dat de woningeigenaar een voorziening aanbrengt. Bijvoorbeeld op basis van de huurovereenkomst. Er is dan sprake van eigen kracht bij cliënt.

Laat een cliënt niet de dupe worden van een woningeigenaar die verzaakt

Als dit allemaal geen oplossing biedt, kun je de benodigde voorziening naar mijn mening niet afwijzen vanuit de Wmo. Vanuit Wmo-perspectief kun je namelijk niets afdwingen bij de woningeigenaar. Het kan verder ook niet zo zijn dat een cliënt dan zonder de benodigde voorziening blijft zitten. Een cliënt valt zo tussen wal en schip.

Oud, maar niet fout

Is de laatste jurisprudentie over doelgroepgebouwen oud? Zeker. Is de jurisprudentie daardoor niet meer relevant? Ik vind van niet. Uit de wet of nieuwe jurisprudentie blijkt het tegendeel namelijk niet. Verder is de jurisprudentie (nog steeds) in lijn met de gedachte achter de Wmo. Toch zou het interessant zijn als er na al die jaren nieuwe rechtspraak over voorzieningen in doelgroepgebouwen komt. We wachten geduldig af!

 

Altijd op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen in het sociaal domein? Dat kan met een abonnement op onze online kennisbank Schulinck Jeugd, Wmo, Participatiewet, Inburgering of Schuldhulpverlening.