De leerbaarheidstoets is onderdeel van de brede intake. Aan die leerbaarheidstoets moet iedere inburgeringsplichtige deelnemen. De toets wordt afgenomen door een nog aan te wijzen instantie. Mede aan de hand van de leerbaarheidstoets beziet de gemeente welke leerroute zij de inburgeringsplichtige aanbiedt: de reguliere inburgeringsroute (B1-route) (art. 7), de onderwijsroute (het taalschakeltraject, opgenomen in de Wet educatie en beroepsonderwijs) (art. 8), of de zelfredzaamheidsroute (de Z-route) (art. 9). De Z-route is een praktijkgericht traject waarbij vier onderdelen centraal staan, te weten de Nederlandse taal op een betrekkelijk laag niveau, zelfredzaamheid, activering en participatie in de Nederlandse maatschappij. De Z-route wordt niet afgesloten met een examen, maar met een certificaat. Aangezien de Z-route beduidend minder inspanning vergt dan de B1-route of de onderwijsroute, kan ze een grote aantrekkingskracht uitoefenen op inburgeringsplichtigen.
Problematisch falen
In veel reacties op de internetconsultatie wordt de leerbaarheidstoets met scepsis ontvangen. Gevreesd wordt dat inburgeringsplichtigen op basis van de uitkomsten van de leerbaarheidstoets ten onrechte bij de Z-route uitkomen. Die vrees is terecht. In de eerste plaats kunnen (en zullen) inburgeringsplichtigen de uitkomsten van de leerbaarheidstoets immers manipuleren om zich zo in de Z-route te manoeuvreren. In de tweede plaats ontbreekt het inburgeringsplichtigen bij de afname van de leerbaarheidstoets aan voldoende kennis van de Nederlandse taal om enigszins betrouwbare toetsresultaten te krijgen. Een en ander leidt ertoe dat inburgeringsplichtingen in het nieuwe stelsel ten onrechte worden ‘ingeschaald’ in de Z-route.
Dit voedt vervolgens de vrees dat – t.o.v. het huidige stelsel – in het nieuwe stelsel minder inburgeringsplichtigen het voor hen hoogst mogelijke taalniveau halen. Deze vrees voor een ‘lagere opbrengst’ van taalverwerving onder het nieuwe stelsel is niet onterecht. In het huidige stelsel wordt namelijk van de inburgeringsplichtige verwacht dat hij het hoogst mogelijke taalniveau haalt – al vanaf de start. Hij zal eerst de hand aan de ploeg moeten slaan. Aan het hoogst mogelijke taalniveau kan hij enkel ontkomen na aantoonbare inspanningen die leiden tot een ontheffing. De inburgeringsplichtige moet die ontheffing onder het huidige stelsel zelf aanvragen, waardoor al een drempel wordt opgeworpen om te kunnen volstaan met een lager taalverwervingsniveau à la Z-route in het nieuwe stelsel. Bovendien betekenen die inspanningen dat ‘het kaf van het koren wordt gescheiden’: bij sommigen leiden de inspanningen uiteindelijk niet tot het bereiken van het hoogst mogelijke taalniveau; anderen zullen dankzij de te vergen inspanningen alsnog het hoogst mogelijke taalniveau bereiken. Dat is een verschil met het nieuwe stelsel waarin de leerbaarheidstoets en de Z-route de inburgeringsplichtige ‘faciliteren’ om te onderpresteren.
Kortom: voorzienbare ‘neerwaartse’ beïnvloeding van de uitkomsten van de leerbaarheidstoets betekent dat de leerbaarheidstoets zal falen, hetgeen leidt tot een verslechtering t.o.v. het huidige stelsel met de mogelijkheid van ontheffing na aantoonbare inspanningen. Dat lijkt mij niet gewenst.
Niet-problematisch falen
De uitkomsten van de leerbaarheidstoets kunnen ook onbetrouwbaar zijn omdat ze niet een te lage, maar juist een te hoge indicatie geven van waartoe de inburgeringsplichtige qua taalverwerving in staat is. Dat komt bijvoorbeeld omdat de invloed van traumatische ervaringen op iemands leercapaciteit zeer lastig te toetsen is en – uit de migratie voortvloeiende – gezondheidsproblemen zich soms pas na de afname van de leerbaarheidstoets manifesteren. Echter, in zoverre de leerbaarheidstoets leidt tot het aanbieden van een te hoog gegrepen taalniveau, hoeft dat falen van de leerbaarheidstoets géén probleem te zijn, omdat de nieuwe wet daar remedies tegen biedt. Zo biedt de nieuwe wet mogelijkheden om gaandeweg het taalniveau af te schalen (bijvoorbeeld van B1-niveau naar het lagere A2-niveau) dan wel ‘neerwaarts’ te schakelen tussen leerroutes (bijvoorbeeld van de B1-route naar de makkelijkere Z-route). Als de afschaal- en schakelmogelijkheden in de nadere regelgeving (algemene maatregel van bestuur) zodanig worden vormgegeven dat ze voor de praktijk toereikend (!) zijn, dan is een te hoge ‘inschaling’ niet problematisch.
Mijn advies aan het kabinet zou daarom zijn: laat de leerbaarheidstoets achterwege.
Conclusie en aanbeveling aan het kabinet
De leerbaarheidstoets is een kwetsbaar onderdeel van het conceptwetsvoorstel. Aangezien het lastig zal worden een mechanisme in de leerbaarheidstoets in te bouwen waardoor de mogelijkheid van manipulatie wordt uitgebannen, moet eerder gedacht worden aan een positieve prikkel om manipulatie te voorkomen, bijvoorbeeld door een beloning te stellen op het slagen voor de leerroute met het hoogst mogelijke taalniveau. Zo’n beloning is echter geen oplossing voor het probleem dat leerbaarheidstoetsen voldoende kennis van de Nederlandse taal veronderstellen om enigszins betrouwbare resultaten te kunnen leveren. De enige oplossing voor dit probleem is mijns inziens de keuze voor een stelsel met slechts één leerroute – die met het hoogst mogelijke taalniveau – en een mogelijkheid van ontheffing na aantoonbare inspanningen.
Mijn advies aan het kabinet zou daarom zijn: laat de leerbaarheidstoets achterwege. Kies in plaats daarvan voor een stelsel met slechts één leerroute met het hoogst mogelijke taalniveau en een mogelijkheid van ontheffing na aantoonbare inspanningen. Of op zijn minst (als de leerbaarheidstoets dan toch behouden blijft): koppel een beloning aan het slagen voor de leerroute met het hoogst mogelijke taalniveau.