Uitvoering studietoeslag door gemeenten gewenst?
Er is voor gekozen om de nieuwe studietoeslag op decentraal niveau te laten uitvoeren door gemeenten en niet op centraal niveau onder verantwoordelijkheid van SZW of onder verantwoordelijkheid van het ministerie van OCW. Ik ben van mening dat uitvoering door het ministerie van OCW geen onlogische keuze zou zijn geweest. Immers, om in aanmerking te kunnen komen voor studietoeslag moet een belanghebbende studiefinanciering ontvangen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) of een tegemoetkoming krijgen op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Dit is geregeld in artikel 36b lid 3 onderdeel a Participatiewet. De studietoeslag is dus gerelateerd aan het volgen van onderwijs. Echter, de voormalig staatssecretaris schreef in haar brief aan de Tweede Kamer in 2019 dat het formuleren van de doelgroep, het wijzigen van de Wsf 2000 en de WTOS en de beschikbare capaciteit bij DUO er toe zou leiden dat de inwerkingtreding niet eerder dan 2022 te voorzien zou zijn. De uitvoering van de studietoeslag door DUO was dus in de ogen van de staatssecretaris geen optie. Dit is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Organisatorische redenen bij DUO en de (lange) duur van aanpassing van wetgeving waren kennelijk (mede) debet om de uitvoering niet bij DUO te beleggen. Enigszins discutabel is dit wel. Los van het feit dat de studietoeslag gerelateerd is aan het volgen van studie en de studietoeslag geen bijstand betreft, hebben gemeenten door decentralisaties in het Sociaal Domein ook steeds meer te kampen met organisatorische (uitvoerings-)problemen. Denk daarbij aan activiteiten rond werk, inkomen, zorg en jeugd. Maar denk ook aan de – inmiddels vervallen – extra regelingen en steunpakketten zoals de TONK en Tozo. En sinds kort ook de opvang van Oekraïense vluchtelingen en het verstrekken van leefgeld. Mij lijkt dat de organisatorische en financiële rek er bij gemeenten zo langzamerhand wel uit is.
Harmonisatie bedragen studietoeslag bereikt?
Harmonisatie normbedrag studietoeslag overboord?
De inspectie SZW constateerde in zijn rapport “Evaluatie Individuele studietoeslag” dat er grote verschillen waren tussen gemeenten in de hoogte van de studietoeslag en de frequentie van betaling daarvan. Daarop heeft de voormalig staatssecretaris in een brief aangegeven dat harmonisatie van het normbedrag uitgangspunt zou zijn. Dit ter uitvoering van een in februari 2019 aangenomen motie om de studietoeslag te harmoniseren. Later is – onder andere via gemeentenieuws SZW 2020-9 – oproep gedaan aan gemeenten om in de geest van de voorgenomen harmonisering normbedragen maximaal 300 euro per maand aan studietoeslag te verstrekken. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft zelfs nog op 16 februari 2022 gecommuniceerd dat de hoogte van de studietoeslag landelijk geharmoniseerd zou worden. Maar wat schetst mijn verbazing? Van algehele harmonisatie van bedragen is geen sprake. Er is nu sprake van een systematiek waarbij de hoogte van de studietoeslag aan de onderkant wordt begrensd per leeftijdscategorie (artikel 7a Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021). De gemeenten hebben nu beleidsvrijheid om een hoger bedrag aan studietoeslag te verstrekken per categorie. Een lager bedrag verstrekken is daarentegen niet mogelijk. Maar ook geen hoger bedrag op individuele basis. Deze op het laatste moment inhoudelijke koerswijziging is door veel gemeenten niet voorzien en verdient absoluut geen schoonheidsprijs. Het gevolg van de beleidsvrijheid voor gemeenten is dat ook nu grote verschillen kunnen ontstaan tussen gemeenten in de hoogte van de studietoeslag. En juist dat wilde de regering voorkomen door het optuigen van een nieuwe regeling studietoeslag. Eén van de uitgangspunten van de nieuwe studietoeslag, namelijk het harmoniseren van bedragen, is daarmee van de baan.
Conclusie
Ondanks het feit dat de nieuwe studietoeslag geen bijstand is en gerelateerd is aan het volgen van onderwijs, is er toch voor gekozen om gemeenten de uitvoering van de studietoeslag te laten doen. Een keuze die zeker discutabel is. De Participatiewet wordt “vervuild” met een regeling die daarin feitelijk niks te zoeken heeft. Organisatorische omstandigheden bij een uitvoeringsorganisatie mogen nooit een rol van betekenis spelen om een nieuwe wettelijke regeling die past bij die uitvoeringsorganisatie onder te brengen bij een andere uitvoeringsorganisatie die andere wetgeving uitvoert. Ook de 1-loketgedachte wordt ondergraven.
Harmonisatie van de bedragen van de studietoeslag was één van de uitgangspunten voor een wijziging van de individuele studietoeslag. Door gemeenten beleidsvrijheid te geven om aanvulling te verstrekken op de minimumbedragen studietoeslag en daarmee (grote) verschillen kunnen ontstaan tussen gemeenten in de hoogte van de studietoeslag, is dat uitgangspunt verlaten.
Altijd op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen en uitspraken in het sociaal domein? Dat kan met een abonnement op onze online kennisbank Schulinck Participatiewet.
¹ Stb. 2022, 126.
² TK 2013–2014, 33 161, nr. 125.
³ TK 2021–2022, 35 897, nr. 14.