Onlangs is duidelijk geworden dat bestuursrechters bij de toetsing van een beslissing op bezwaar niet langer ambtshalve – als geen van de partijen er een punt van maakt – mag onderzoeken of het bezwaar te laat is gemaakt, en evenmin of een termijnoverschrijding aan de bezwaarmaker moet worden toegerekend. De Centrale Raad van Beroep deed de aftrap op 9 juli 2021 (ECL:NL:CRVB:2021:1500), en werd op 16 juli 2021 gevolgd door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1153) en op 4 augustus 2021 door de Afdeling bestuursrechtspraak (ECLI:NL:RVS:2021:1730).

Gevolgen voor de bestuursrechter

Over dit onderwerp heb ik al eerder een opinie geschreven; zie ‘De bezwaartermijn in het omgevingsrecht‘. In deze opinie concentreer ik mij op het bestuur. Hebben de zojuist genoemde uitspraken gevolgen voor het college? Zo ja, welke?

Onderzoek naar termijnoverschrijding blijft verplicht …

Artikel 6:11 Awb is dwingend geformuleerd: “Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar(…)schrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien (…)”.

Daarom moet het college – ambtshalve! – onderzoeken of het bezwaar tijdig is gemaakt, en zo nee, of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Op dit punt beschikt het college dus niet over beleidsruimte. Dit maakt dat geen plaats is voor een afweging van het belang van de bezwaarmaker bij een volledige heroverweging van het besluit (artikel 7:11 Awb) tegen het algemene belang bij zo snel mogelijke duidelijkheid over de rechtskracht van het besluit. Zie ook CBb 12-10-2021, ECLI:NL:CBB:2021:931.

Onderzoek naar termijnoverschrijding blijft verplicht, maar het college kan wel afspraken maken, mits er geen derde-belanghebbenden zijn.

… maar het college kan wel afspraken maken …

Toch hebben de uitspraken van 9 juli 2021 (Centrale Raad van Beroep), 16 juli 2021 (Hoge Raad) en 4 augustus 2021 (Afdeling bestuursrechtspraak) wel gevolgen voor het college dat wordt geconfronteerd met een te laat gemaakt bezwaar. Het college kan namelijk met de bezwaarmaker afspreken om niets met de termijnoverschrijding te doen, in de wetenschap dat de bestuursrechter deze afspraak niet kan aantasten.

… mits er geen derde-belanghebbenden zijn

Hierbij past de kanttekening dat een derde-belanghebbende – zoals een vergunninghouder die is betrokken bij het bezwaar tegen de verlening van ‘zijn’ vergunning – bij de bestuursrechter kan klagen over de handelwijze van het college.

Die persoon kan tijdens de beroepsfase – als eiser (indien ‘zijn’ vergunning alsnog is geweigerd) of processuele derde (indien ‘zijn’ vergunning in stand is gebleven en de omwonenden doorprocederen) – klagen dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, en dat het college dit niet heeft onderkend. In zo’n geval ontkomt de bestuursrechter niet aan onderzoek naar (de verschoonbaarheid van) de termijnoverschrijding in bezwaar, en dus evenmin aan een beoordeling van de afspraak die de bezwaarmaker en het college met elkaar hebben gemaakt.

De experts van Wolters Kluwer Schulinck staan voor u klaar!

Ik kan mij voorstellen dat de nieuwe ‘6:11-jurisprudentie’ zorgt voor vragen die in deze opinie niet aan de orde zijn gekomen. Klanten van Wolters Kluwer Schulinck kunnen dergelijke vragen voorleggen aan de experts die werken aan de diverse kennisbanken. De experts geven daarop binnen twee werkdagen antwoord, ongeacht de kennisbank waarbij zij zijn betrokken.