Als de goederen van een persoon onder beschermingsbewind zijn gesteld benoemt de rechter een bewindvoerder. Na instelling van het beschermingsbewind is de bewindvoerder verplicht een beheersrekening te openen, waarop vanaf dat moment het salaris of de uitkering van de rechthebbende moet worden overgemaakt. Dat gaat wel eens fout. Dat blijkt uit helpdeskvragen die wij regelmatig ontvangen. De vraag is of het college verplicht is om de bijstand nog eens te betalen als hij abusievelijk op de leefgeldregeling is gestort. Het antwoord luidt ontkennend. Ik leg uit waarom.

Als de goederen van een persoon onder beschermingsbewind zijn gesteld  benoemt de rechter een bewindvoerder. Na instelling van het beschermingsbewind is de bewindvoerder verplicht een beheersrekening te openen,  waarop vanaf dat moment het salaris of de uitkering van de rechthebbende moet worden gestort (artikel 1:436 lid 4 BW). De rechthebbende houdt zelf nog een leefgeldrekening aan. Regelmatig ontvangen wij vragen over bijstand die abusievelijk is overgemaakt naar de leefgeldrekening. De bewindvoerder merkt deze betaling aan als onrechtmatig en verlangt vervolgens dat het college de bijstand nog eens overmaakt, maar nu naar de beheersrekening. Soms wordt voorgesteld om de aan belanghebbende betaalbaar gestelde bijstand terug te vorderen. De vraag  is of het college verplicht is om de bijstand nog eens te betalen. Het antwoord luidt ontkennend. Ik zal uitleggen waarom.

Betaling van de bijstand


Betaling van bijstand geschiedt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, door bijschrijving op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening (artikel 4:89 lid 1, Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat dit Awb artikel is afgeleid van het burgerlijk recht (het Burgerlijk Wetboek) moet bij de beoordeling  van de vraag of een betaling rechtmatig is gedaan,  de jurisprudentie naar burgerlijk recht, zoveel mogelijk worden gevolgd  (zie Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, p. 16 en CRvB 10-09-2014, nr. 13/1691 WW, ECLI:NL:CRVB:2014:3087). Uit artikel 4:89 lid 1 Awb in samenhang met artikel 6:114 BW moet worden afgeleid dat een belanghebbende een bankrekening uitdrukkelijk mag uitsluiten voor betalingen. Het verzoek, of de opdracht, van de bewindvoerder om de bijstandsuitkering voortaan op de beheersrekening te storten kan naar mijn mening worden aangemerkt als een rechtsgeldige weigering namens de belanghebbende om de bijstand te storten op een andere rekening dan die door de bewindvoerder is aangegeven. Het college is dan ook gehouden de bijstand op die beheersrekening over te maken.

Onrechtmatige betaling?


Maar maakt het de betaling onrechtmatig als de bijstand om wat voor reden dan ook op de verkeerde rekening wordt gestort? Mijns inziens niet, tenzij belanghebbende deze betaling op rechtsgeldige wijze weigert (zie HR 28-02-1997 ECLI:NL:HR:1997:ZC2295). De betaling rechtsgeldig weigeren kan hij enkel door het bedrag terug te storten. Doet hij dit niet dan kan worden aangenomen dat hij over de bijstand heeft kunnen beschikken. Het feit dat de bankrekening op naam van belanghebbende staat betekent immers dat het saldo erop hem toekomt. Het college heeft dan bevrijdend betaald, dat wil zeggen dat de betaling verschuldigd en niet onrechtmatig is geschied (zie CRvB 10-09-2014, nr. 13/1691 WW (ECLI:NL:CRVB:2014:3087) . Naar mijn mening wordt het juridische begrip bevrijdend betaald hier door de rechter niet juist toegepast. De vraag of een vordering al dan niet bevrijdend is betaald doet zich alleen voor als een betaling is verricht aan een ander dan de schuldeiser (in dit geval de rechthebbende). Dat is hier niet het geval. Ik zal hier echter niet verder op ingaan. De bijstand betaald hebbende hoeft het college dat niet nog een keer te doen.

Zorgvuldige uitkeringsadministratie


Als laatste wil ik opmerken dat het kan zijn dat  de bewindvoerder zijn taak niet naar behoren kan uitvoeren door de abusievelijke betaling op de leefgeldrekening. Als de bewindvoerder voor het betalen van de vaste lasten afhankelijk is van de algemene bijstand, dan kunnen achterstanden in de betaling ervan ontstaan. De bewindvoerder is op grond van artikel 1:444 BW jegens belanghebbende aansprakelijk als hij zijn taak niet goed uitvoert, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. In dit geval is het de bewindvoerder niet te verwijten dat de bijstand door het college aan belanghebbende is uitbetaald. Dit betekent dat het college met mogelijk succes onzorgvuldigheid verweten kan worden. De vraag is hoe de rechter zal omgaan met deze situatie, gezien het doel en de strekking van het beschermingsbewind. Een dergelijk geschil zal de bewindvoerder bij de civiele rechter aanhangig moeten maken.
Mijns inziens mag van degene die op de hoogte is van het bewind, worden verlangd dat hij extra zorgvuldig is met het doen van betalingen aan belanghebbende. Het is dus een taak van het college om op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel de uitkeringsadministratie zodanig op orde te hebben dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat bijstand op een niet daarvoor bestemde rekening wordt overgemaakt.