Veel gemeenten worstelen met vragen rond het primaat van verhuizen. Een voorbeeld: een echtpaar in uw gemeente heeft een koopwoning en een van beiden krijgt dusdanige beperkingen dat de woning voor erg veel geld zal moeten worden aangepast. Het echtpaar is echter verknocht aan het huis en mantelzorgers wonen in de buurt. Zij willen dan ook niet verhuizen naar een (meer) geschikte woning. Via onze helpdesk vragen veel gemeenten of zij in deze situatie het primaat van verhuizen kunnen toepassen.
Als het verhuisprimaat geregeld is in de Wmo-verordening en de daarop gebaseerde regelgeving, kan het college dit primaat toepassen na een zorgvuldige belangenafweging tussen wel of niet verhuizen. Factoren waarmee het college rekening moet houden zijn onder andere de beschikbaarheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen, de financiële gevolgen van de verhuizing, de snelheid waarmee het probleem opgelost kan worden en de sociale omstandigheden. Op onze helpdesk komen veel vragen binnen over deze laatste factor: de sociale omstandigheden van belanghebbende. Bij sociale omstandigheden van de belanghebbende kan gedacht worden aan:
- de binding die een belanghebbende heeft met de buurt
- de aanwezigheid van familie en/of vrienden
- de gezondheidssituatie van de partner
- de aanwezigheid en afstand tot verschillende voorzieningen zoals winkels, het ziekenhuis, enz
- de mantelzorg die door de verhuizing zou wegvallen
Grote rol bij wel of niet toepassen verhuisprimaat
Deze sociale omstandigheden spelen bij het wel of niet kunnen toepassen van het verhuisprimaat een grote rol. Een voorbeeld waarbij de sociale omstandigheden van doorslaggevende betekenis waren om het verhuisprimaat niet toe te passen komt aan de orde in een uitspraak van de CRvB. Hierin oordeelt de voorzieningenrechter dat het college niet voldoet aan de compensatieplicht omdat het niet een traplift toekent, maar een verhuiskostenvergoeding van € 2.500. De rechter kent daarbij onder andere doorslaggevende betekenis toe aan de langdurige verknochtheid van belanghebbende met de buurt waarin hij woont, de hulp die hij van de buren kan krijgen, de aard van de verzochte voorziening die gericht is op het behoud van zelfredzaamheid in de eigen omgeving en de omstandigheid dat de echtgenoot ernstig ziek is.
Sociale omstandigheden hoeven geen reden te zijn om verhuisprimaat niet toe te passen
Sociale omstandigheden hoeven echter niet per se een reden te zijn om het verhuisprimaat niet te kunnen toepassen. In een uitspraak van de rechtbank (‘s-Gravenhage 17-11-2009, nr. AWB 09/6808 WMO) oordeelt de voorzieningenrechter dat het op zichzelf onvoldoende reden geeft om af te wijken van het verhuisprimaat als een belanghebbende mede afhankelijk is van door zijn huidige buren verstrekte zorg. Ook een andere rechtbank (Rechtbank ‘s-Hertogenbosch 06-01-2011, nr. AWB 09/5150) oordeelt dat het college in de door vrienden en buren geboden mantelzorg geen reden hoeft zien om af te wijken van het verhuisprimaat, nu deze mantelzorg niet bestaat uit medische zorg maar uit planbare activiteiten, waarbij het niet noodzakelijk is dat de mantelzorgers in dezelfde wijk als belanghebbende woonachtig zijn.
Geldt primaat van verhuizen alleen voor eigen woonplaats?
Gemeenten vragen ook vaak of het primaat van verhuizen alleen reikt tot de eigen woonplaats. Afhankelijk van de sociale omstandigheden kan van de belanghebbende worden verwacht dat bij het toepassen van het verhuisprimaat ook buiten de gemeentegrenzen naar een geschikte woning wordt gezocht. Hoe ver dit reikt is moeilijk aan te geven omdat dit niet in de jurisprudentie of wet- en regelgeving is geregeld. Mijns inziens kan er gemakkelijker in de omliggende gemeenten gezocht worden naar geschikte woningen omdat daar de sociale omstandigheden enigszins vergelijkbaar zijn.
Goed onderzoek door college van groot belang
Het college zal al met al goed moeten onderzoeken welke gevolgen een verhuizing voor belanghebbende heeft. Indien de gemeente het primaat van verhuizen niet kan toepassen, kan het verhuisprimaat niet als compenserende voorziening worden beschouwd. Het college zal dan moeten onderzoeken welke voorziening wél het goedkoopst compenserend is. Dit zou het aanpassen van de huidige woning kunnen zijn. Als na een zorgvuldige afweging van alle belangen blijkt dat het verhuisprimaat wel kan worden opgelegd, mag het college volstaan met het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding en eventuele aanpassingen in de nieuwe woning. Het college kan dan niet worden verweten dat het niet aan de compensatieplicht heeft voldaan aangezien het een compenserende voorziening heeft aangeboden. Belanghebbende kan vervolgens zelf beslissen of hij de verhuiskostenvergoeding wil gebruiken om te verhuizen of deze wil gebruiken als bijdrage in de kosten om zijn huidige woning aan te passen. Het is immers niet mogelijk iemand te dwingen om te verhuizen aangezien er geen verhuisplicht in de Wmo bestaat. Het college kan dan het beste wel in de beschikking vastleggen welke aanpassingen op grond van de Wmo noodzakelijk zijn om de woning compenserend te maken, zodat er voor die woningaanpassing geen voorziening meer verstrekt zal worden als achteraf blijkt dat de woning niet volledig compenserend is gemaakt.