Door de nieuwe Wmo 2015 en de daarmee gepaard gaande rijksbezuiniging op het budget voor hulp bij het huishouden zijn veel gemeenten de hulp op een andere manier gaan inrichten, bijvoorbeeld als collectieve voorziening, als algemene voorziening, door middel van resultaatfinanciering of door het versoberen van normtijden. Enkele gemeenten hebben de hulp bij het huishouden met ingang van 1 januari 2015 aangemerkt als een algemeen gebruikelijke voorziening.
In twee recente uitspraken van de voorzieningenrechter Rechtbank Gelderland speelden o.a. de volgende interessante vragen (Rb. Gelderland 09-03-2015, nr. AWB 15/304 en Rb. Gelderland 09-03-2015, nr. AWB 15/305). Op welke wijze moet het begrip ‘algemeen gebruikelijk’ onder de Wmo 2015 worden uitgelegd en is het toegestaan om de eerste drie uur hulp bij het huishouden als algemeen gebruik aan te merken?
Begrip ‘algemeen gebruikelijk’ in de Wmo 2015
Het college hoeft geen maatwerkvoorziening te verstrekken wanneer diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn, uitkomst kunnen bieden voor een cliënt (TK 2013-2014 33841, nr. 3, p 148). De Wmo 2015 bevat geen definitie van het begrip algemeen gebruikelijk. Veelal hebben gemeenten in de Wmo-verordening 2015 wel een definitie opgenomen van het begrip algemeen gebruikelijk, waarbij dan vaak aansluiting wordt gezocht bij de jurisprudentie van de CRvB zoals die gold onder de Wmo 2007. De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening ziet dan op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou kunnen beschikken indien hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij deze beoordeling kunnen de volgende criteria een rol spelen:
- Is de voorziening gewoon verkrijgbaar?
- Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht?
- Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen?
De voorzieningenrechter Rechtbank Gelderland geeft – in navolging van jurisprudentie onder de Wmo 2007 – in zijn uitspraken heel duidelijk aan, dat een voorziening nooit zonder meer als algemeen gebruikelijk mag worden aangemerkt. Alvorens tot de conclusie te komen dat een voorziening algemeen gebruikelijk is, moet steeds een op de persoon toegespitst onderzoek plaatsvinden. Verder blijkt uit deze uitspraken dat het college een onjuiste invulling geeft aan het begrip algemeen gebruikelijk door te beoordelen of een situatie al dan niet schrijnend is.
Drie uur huishoudelijke hulp algemeen gebruikelijk?
Mag een gemeente onder de Wmo 2015 stellen dat de eerste drie uur hulp bij het huishouden een algemeen gebruikelijke voorziening is? Nee, volgens de voorzieningenrechter is dit uitgangspunt in strijd met de Wmo 2015. Geen vreemde conclusie, aangezien het onder de Wmo 2007 vaste jurisprudentie is dat het gebruik van een algemeen gebruikelijke voorziening in financiële zin ook passend moet zijn voor cliënten met een inkomen op het niveau van het sociaal minimum. Drie uur huishoudelijke hulp per week brengt een kostenpost met zich mee van ongeveer € 45,- per week. Gezien deze periodieke en substantiële kostenpost kan gelet op de bestedingsruimte van iemand met een minimuminkomen, niet worden gesteld dat dit voor cliënt passend is.
Zou het college bij cliënten met een hoog inkomen wel mogen stellen dat de eerste drie uur hulp bij het huishouden algemeen gebruikelijk is? De voorzieningenrechter geeft dit niet expliciet aan in zijn uitspraken, echter ik verwacht dat het ook ingeval cliënt een hoger inkomen heeft, niet mogelijk is de eerste drie uur hulp bij het huishouden als algemeen gebruikelijk aan te merken.
Kortom, volgens de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland is het onder de Wmo 2015 dus niet toegestaan om de eerste drie uur hulp bij het huishouden als algemeen gebruikelijk aan te merken. Het is afwachten hoe de CRvB hierover denkt, echter, het ligt mijns inziens in de lijn der verwachting dat de CRvB de visie van de voorzieningenrechter Rechtbank Gelderland zal volgen.
Algemeen dagelijkse levensverrichting (ADL)
De voorzieningenrechter belicht verder nog een ander interessant aspect betreffende de hulp bij het huishouden. Het schoonmaken van de woning moet als algemene dagelijkse levensverrichting (ADL) worden gezien. Bij gebreke aan een schoon huis bestaat er een risico op vervuiling en aantasting van de gezondheid. Als zodanig vormt een schoon huis een voorwaarde om te kunnen blijven functioneren in de eigen leefomgeving als bedoeld in artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015. Een cliënt die niet zelf (de regie over) zijn huishouden kan voeren, is daarom niet zelfredzaam (lees: ADL zelfstandig). De voorzieningenrechter is het daarom niet eens met het standpunt van de gemeente zoals opgenomen in de Wmo-beleidsregels, dat schoonmaak in het geheel niet meer wordt verstrekt op grond van de Wmo 2015.