Op onze helpdesk Schulinck Wmo wordt regelmatig de vraag gesteld of cliënten met een Wlz-indicatie op grond van de Wmo 2015 in aanmerking kunnen komen voor collectief vervoer (in de MvT ook wel 'sociaal vervoer' genoemd). Mijns inziens is dat wel het geval, alhoewel dit niet duidelijk uit de wet en Memorie van Toelichting (MvT) blijkt.
In de MvT op de Wmo 2015 lijkt de regering ervan uit te gaan dat gemeenten collectief vervoer alleen als algemene voorziening aanbieden. De Wmo 2015 sluit cliënten die aanspraak hebben op verblijf in een Wlz-instelling niet uit van algemene voorzieningen. Dat betekent dat cliënten met een Wlz-indicatie op grond van de Wmo 2015 in aanmerking kunnen komen voor collectief vervoer als algemene voorziening.
Maatwerkvoorziening
Collectief vervoer kan echter ook een maatwerkvoorziening zijn (de CRvB heeft overigens onder de Wmo 2007 in meerdere uitspraken aan de hand van enkele criteria geoordeeld dat het collectief vervoer in die gevallen een individuele voorziening was). Een maatwerkvoorziening is in artikel 1.1.1 Wmo 2015 gedefinieerd als ‘op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen’. In de MvT op de Wmo 2015 staat dat de maatwerkvoorziening rekening moet houden met de uitkomsten van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en een passende bijdrage moet leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de betrokkene, en deze in staat moet stellen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven wonen (TK 2013-2014 33841, nr. 3, p.10). Dit betekent dat als het college alvorens toegelaten te worden tot deelname aan het systeem van collectief vervoer, een op het individu gericht onderzoek verricht, dat er sprake is van een maatwerkvoorziening, ook al doet de naam wellicht anders vermoeden.
Op grond van artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015 kan het college een maatwerkvoorziening weigeren indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf in een Wlz-instelling. In artikel 8.6a Wmo 2015 is voor 2015 een aantal uitzonderingen gemaakt op de hoofdregel in artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015. Deze uitzondering ziet echter op hulpmiddelen en woningaanpassingen. Daar is in geval van collectief vervoer mijns inziens geen sprake van. Dit zou betekenen dat de uitzondering van artikel 8.6a Wmo 2015 niet van toepassing is op collectief vervoer, waardoor gemeenten op grond van de hoofdregel in artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015 niet verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van collectief vervoer als maatwerkvoorziening aan cliënten die aanspraak hebben op verblijf in een Wlz-instelling.
Tussen wal en schip
Het collectief vervoer behoort echter niet tot het verzekerde pakket als bedoeld in artikel 3.1.1 Wlz. Daarmee dreigen cliënten met een Wlz-indicatie tussen wal en schip te geraken zodra het collectief vervoer door gemeenten als maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Ik vraag mij af of de regering zich wel realiseert dat veel gemeenten collectief vervoer als maatwerkvoorziening verstrekken. Mijns inziens doen gemeenten op grond van bovenstaande er goed aan om collectief vervoer, als maatwerkvoorziening, op grond van de Wmo 2015 ook te verstrekken aan cliënten die aanspraak hebben op verblijf in een Wlz-instelling.