Iedere gemeente in Nederland gaat in de aanloop naar 2015 nieuw beleid en nieuwe regelgeving vaststellen. Gemeenten krijgen daarbij de nodige vrijheid van de wetgever. Sommige gemeenten vinden het te veel vrijheid en verzuchten dat de grenzen zoek zijn. Gelukkig schieten de VNG en Kluwer Schulinck de gemeenten te hulp met modelverordeningen. Daar komen dan nog nadere regels 'onder te hangen'. Maar wat regel je nu eigenlijk waar? Wat betekenen al die verschillende documenten eigenlijk? Tijd om ze eens overzichtelijk op een rij te zetten.

Wmo 2015 (de wet)

De Wmo is de basis van alle verdere regelgeving. Het is een wet, wat betekent dat hij is opgesteld door de regering en het parlement, samen ook wel de wetgever genoemd. De Wmo is een bijzonder type wet, namelijk een kaderwet. Een kaderwet is een wet waarin slechts de grenzen van het beleidsterrein worden aangegeven om vervolgens gemeenten de vrijheid te bieden om het beleidsterrein ‘verder in te richten’. Een wet regelt niet te veel details. Die kan de wetgever overlaten aan de regering (zie hierna) of aan de gemeente.

Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

Het Uitvoeringsbesluit 2015 is opgesteld door de regering. In het Uitvoeringsbesluit worden zaken nader uitgewerkt die te gedetailleerd zijn voor een wet. Denk aan maximale grenzen van de bijdrage in de kosten (eigen bijdrage). Een wet zou nog omvangrijker en bovendien onleesbaar worden als al dit soort zaken erin zouden moeten worden geregeld. Voordeel van het neerleggen van bepalingen in een regeringsbesluit, is dat ze kunnen worden vastgesteld door de regering zonder de logge besluitvorming in Tweede en Eerste Kamer door te moeten. Nadeel van een regeringsbesluit is dat ‘het volk’ (namelijk vertegenwoordigd in het parlement) zich er niet mee heeft kunnen bemoeien. We zeggen dan ook wel dat het niet sterk ‘democratisch gelegitimeerd’ is. In het Uitvoeringsbesluit mogen dan ook geen zaken worden geregeld, die geen steun vinden in de (hogere) wet.

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015

De Wmo 2015 geeft de gemeente op verschillende plaatsen opdracht om iets te regelen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015. Een verordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Net als bij een wet heeft dus een afvaardiging van de bevolking zich erover kunnen buigen, wat maakt dat de belangrijkste zaken op gemeenteniveau in de verordening moeten worden geregeld. Maar ook de verordening moet niet te gedetailleerd worden. Zo noemen de meeste gemeenten geen bedragen in de verordening, anders moet de gemeenteraad immers bij iedere indexering de verordening opnieuw vaststellen. Hier voltrekt zich hetzelfde tafereel als op landelijk niveau: de gemeenteraad regelt de kaders in de verordening en laat details over aan het college van burgemeester en wethouders om nader te regelen (zie hieronder). Voorbeelden van zaken die in een verordening worden geregeld: wie komt in aanmerking voor maatschappelijke ondersteuning, kaders voor het bepalen van de eigen bijdrage, kaders bij het persoonsgebonden budget.

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 is opgesteld door het college van burgemeester en wethouders en is een nadere uitwerking van de verordening. De voor- en nadelen zijn hetzelfde als die van het Uitvoeringsbesluit. De termen wekken soms verwarring omdat zowel het Uitvoeringsbesluit als het Besluit maatschappelijke ondersteuning ‘besluit’ in de naam hebben. Voorbeelden van zaken die in een besluit geregeld worden: bedragen, precieze totstandkoming van de eigen bijdrage, precieze totstandkoming van het persoonsgebonden budget.

Beleidsregels

Beleidsregels bevatten geen nieuwe regels voor burgers. In de beleidsregels verduidelijkt het college hoe in een concreet geval met een ruime bevoegdheid zal worden omgegaan. Denk bijvoorbeeld aan een bepaling waarin wordt gezegd dat het college iets ‘kan’ doen. Het college kan dan in de beleidsregels aangeven wanneer dit wel of niet zal gebeuren. In de beleidsregels kunnen ook begrippen uit verordening en besluit worden uitgelegd. Hiermee zorgt het college ervoor dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Een burger kan hier ook rechten aan ontlenen en verwachten dat het college zich aan de eigen afspraken houdt.

Maar wat regel je nu waar?

Er is geen vaste regel te geven wat nu waar moet worden geregeld. De rechter eist dat de essentiële zaken in de verordening worden neergelegd, maar verduidelijkt vervolgens niet echt welke dat zijn. Als vuistregel kan men altijd een trechter voor ogen houden: iedere hogere regeling schept kaders voor de lagere regeling. In een lagere regeling kunnen dus geen zaken worden bepaald die geen steun vinden in een hogere.