Zoals u weet geldt in de WWB sinds 1 januari 2012 een wachttijd van vier weken voor jongeren tot 27 jaar. Als jongeren zich melden bij de Sociale Dienst moeten ze eerst vier weken zoeken naar werk en/of scholing; na die vier weken moeten ze bij hun aanvraag aangeven hoe het zoeken is gegaan. Volgens de wet mag u als gemeente de jongere, als deze niet goed genoeg heeft gezocht, maar wel in aanmerking komt voor een uitkering, een maatregel opleggen. U zou zelfs de aanvraag kunnen afwijzen als de jongere helemaal niet naar werk en/of scholing heeft gezocht.
In de praktijk blijkt dat een deel van de aanvragers niet meer terugkomt na die periode van vier weken. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat ze werk hebben gevonden en de uitkering niet meer nodig is. Strikt genomen kan iemand die bijvoorbeeld in de vierde week werk heeft gevonden alsnog een uitkering aanvragen over de eerste drie weken, maar in de praktijk gebeurt dat zelden.
Soms ook wachttijden en zoekperioden voor 27-plussers
Ik hoor ook geregeld dat gemeenten nogal eens eigen regels bedenken, zoals bijvoorbeeld het opleggen van een nieuwe zoekperiode zonder eerst te beslissen op de aanvraag (of iemand zelfs helemaal niet in de gelegenheid stellen om een aanvraag in te dienen), als er in de eerste vier weken niet goed genoeg is gezocht. Daarnaast leggen sommige gemeenten, bij wijze van experiment of uit eigenzinnigheid, ook wachttijden en zoekperioden op aan mensen van 27 jaar of ouder. Maar dat staat niet in de wet!
Pilots zijn wetsovertredingen
Staatssecretaris Klijnsma heeft de Kamer een brief gestuurd, waarin zij stelt dat de zoekperiode voor jongeren bemoedigend is – het leidt tot een daadwerkelijke vermindering van het beroep op bijstand – en dat zij dit voor 27-plussers ook wel wil introduceren. Ze heeft het daarbij over pilots, die op dit moment dus niets anders zijn dan wetsovertredingen, zonder daarover kritisch te zijn.
Zoekperiode moet in wet verankerd worden
Een aanvraagprocedure is prima, en als je daar als wetgever een zoekperiode in wilt opnemen is dat een verdedigbare politieke keuze. Maar die keuze moet wel in de wet worden verankerd. Gemeenten houden op deze manier mensen af van het doen van een aanvraag. En omdat er geen aanvraag is, kan iemand ook niet met succes bij een rechter aankloppen. In de gevallen waarin de mensen wel een aanvraag hebben kunnen indienen, maar toch weer een nieuwe zoekperiode krijgen opgelegd, maakt de rechter gehakt van gemeenten die zich niet aan de wet houden. Er zijn ook gevallen bekend van mensen die werden afgehouden van het doen van een aanvraag en die vervolgens een brief, fax of email naar hun gemeente stuurden waarin stond dat ze bijstand wilden aanvragen. Hoewel zo’n briefje niet aan de intakeprocedures voldoet, oordeelde de CRvB in deze gevallen toch dat het moet worden aangemerkt als aanvraag en dat de aanvrager daarmee in ieder geval naar een rechtbank kan (zie CRvB 09-04-2013, nr. 11/1805 WWB) als er niet op zijn aanvraag wordt beslist.
Ga niet zelf aan de slag met buitenwettelijke experimenten en pilots
Maar wat mij werkelijk steekt is dat we van burgers verwachten dat ze zich aan de wet houden en dat om op zich te respecteren redenen de voorwaarden waaronder bijstand kan worden verkregen worden aangescherpt, terwijl de Rijksoverheid zich niet wat kritischer opstelt tegenover gemeenten die zich, ten nadele van burger, niet aan de wet houden. Tegen u als gemeente wil ik zeggen: ga niet zelf aan de slag met buitenwettelijke experimenten en pilots, maar volg de wet! Want als de burger wel de weg naar de rechter weet te vinden wacht u daar iemand die aanzienlijk kritischer zal oordelen over uw handelwijze dan de staatssecretaris.