Het belang van goede mantelzorgondersteuning lijkt vanzelfsprekend. Toch blijkt uit het recent gepubliceerde rapport ‘De Wmo 2015 in de praktijk”, dat veel mantelzorgers onvoldoende bekend zijn met het aanbod van gemeenten. Ondanks de investering van gemeenten in mantelzorgondersteuning, is het gebruik van respijtzorg relatief laag, zo blijkt uit recent kwantitatief onderzoek. Een op de vijf mensen die mantelzorg verlenen maakt gebruik van respijtzorg. De onderzoekers stellen verder vast dat bij een op de tien mensen sprake is van een onvervulde ondersteuningsbehoefte: men krijgt geen of onvoldoende respijtzorg maar heeft wel behoefte aan meer of vaker ondersteuning op dit vlak.
Dat het ook voor gemeenten zelf nog lang niet altijd duidelijk is wat er nou precies moet en kan in het kader van mantelzorgondersteuning, maak ik op uit de vragen die ik in mijn werk als vakredacteur Jeugd & Wmo, met enige regelmaat voorbij zie komen. Zo wordt soms gedacht dat de gemeente alleen mantelzorgondersteuning hoeft te bieden als de mantelzorger overbelast dreigt te raken, of dat bijvoorbeeld alleen ondersteuning in de vorm van kortdurend verblijf kan worden toegekend. Ook blijkt bij toetsing of verwerking van gemeentelijk beleid, dat veel gemeenten, op de verplichte mantelzorgwaardering na (artikel 2.1.6 Wmo 2015), geen nadere regels over (preventieve) ondersteuning van mantelzorgers hebben opgenomen. Is er wel beleid dan beperkt zich dit meestal tot kortdurend verblijf, terwijl er ook veel andere vormen van ondersteuning mogelijk én wenselijk kunnen zijn.
Reden dus om nog eens onder de aandacht te brengen wat er nu moet en vooral mogelijk is in het kader van ondersteuning van mantelzorgers, en waarom dit niet alleen belangrijk is voor de mantelzorgondersteuner en cliënt maar zeker ook voor het college zelf.
Beleidsvrijheid college
Het college is verantwoordelijk voor de bevordering en ondersteuning van mantelzorgers. Dit is geregeld in de Wmo 2015. Hoe de mantelzorgondersteuning precies ingevuld moet worden, heeft de wetgever open gelaten. Het college heeft de ruimte om zelf te bekijken met welke soort ondersteuning de mantelzorgers in zijn gemeente het meest zijn gebaat.
Naast het bieden van algemene voorzieningen, zoals het inrichten van een mantelzorgsteunpunt, is het volgens mij heel belangrijk om in het beleid ook oog te hebben voor de diversiteit aan ondersteuningsbehoeften. Elke situatie is uniek en vraagt om een andere oplossing. Zo is in het ene geval zorg aan huis wenselijk terwijl in een andere situatie juist behoefte kan bestaan aan zorg die op een externe locatie geboden wordt. Ook qua duur en frequentie zal ingespeeld moeten worden op verschillende en wisselende behoeften. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan begeleiding thuis, informele zorg, dagopvang en logeeropvang.
Investering in mantelzorg voorkomt noodzaak maatwerkvoorziening
Financieel belang college
Naast dat het college een wettelijke verplichting heeft mantelzorg te bevorderen en ondersteunen, heeft het college volgens mij ook een groot financieel belang bij een goed mantelzorgbeleid.
Door te investeren in duurzame inzetbaarheid van de mantelzorger, zal deze de zorg langer en beter kunnen verlenen. In het beste geval voorkom je hiermee de noodzaak van een maatwerkvoorziening. Verstrekking van een maatwerkvoorziening zal voor het college vrijwel altijd duurder zijn dan ondersteuning aan de mantelzorger. Wacht je als college tot het moment dat een overbelaste mantelzorger zelf aanklopt, dan ben je dus eigenlijk te laat.
Draag daarom actief zorg voor bekendheid van de mogelijkheden onder de doelgroep. Vanzelfsprekend neem je dit mee in het Wmo-onderzoek, maar zorg ook voor voorlichting via zorgverleners, mantelzorgconsultent en algemene publieksinformatie.
Bied in een vroeg stadium de juiste ondersteuning en voorkom overbelasting van de mantelzorger én het gemeentelijk Wmo-budget.