Een tweetal recente uitspraken van de rechtbank Noord-Holland brengen meer duidelijkheid over normtijden voor huishoudelijke hulp. Een andere benadering, met betrekking tot normtijden voor begeleiding, staat centraal in Rechtbank Gelderland. Betekent dit een verdere inkleuring van de witte vlekken?
Normuren volgens de CRvB
Weet u het nog? Na de uitspraken van de CRvB van 18 mei 2016 en eerdere uitspraken onder Wmo 2007 en de AWBZ was het volgende helder m.b.t. het gebruik van normtijden:
- Het gebruik van normtijden is geaccepteerd.
- Normtijden moeten berusten op objectief, door onafhankelijke-, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden te verrichten onderzoek naar noodzakelijke handelingen – en de frequentie waarmee zij moeten worden verricht – die resulteren in een voor een huishouden verantwoord resultaat.
- Noodzakelijke minuten mogen niet naar beneden worden afgerond op hele of halve uren.
- De normtijden in het Protocol huishoudelijke verzorging van CIZ berusten op een deskundige analyse van de zorgbehoefte van de leefeenheden en zijn daarmee geaccepteerd.
- Wanneer de normtijden van het CIZ worden verlaagd, moet inzichtelijk worden gemaakt waar de gehanteerde normtijden op zijn gebaseerd.
(zie vooral CRvB 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402, CRvB 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1403, CRvB 18-12-2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BC1097, CRvB 09-10-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2032 en CRvB 06-05-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1503, CRvB 11-11-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4262)
Het was wachten op de eerste uitspraak, waarin normtijden werden getoetst, die afweken van het CIZ-Protocol, en waarbij de normtijden voldeden aan de door de CRvB geformuleerde criteria. Deze uitspraak is er nu. Wat kunnen we hieruit concluderen voor wat betreft de waarborgen t.a.v. eigen onderzoek?
Gemeentelijk onderzoek getoetst
De uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland van 25-9-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:7800 en 04-09-2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:7408 hebben vrijwel identieke dragende overwegingen m.b.t. normtijden. In beide zaken waren de normtijden van de gemeente Hoorn in geschil. De normtijden zijn (achteraf) onderbouwd met een rapport, dat de rechtbank als deugdelijk aanmerkt. De volgende elementen acht de rechtbank van belang.
- De rapportage tot stand is gekomen door middel van een expertgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van aanbieders, een aanbieder van facilitaire schoonmaak buiten de gemeente, een onafhankelijk expert schoonmaak, een expert hygiëne en infectiepreventie van de GGD en een wijkverpleegkundige.
- Daarnaast is een klankbordgroep bij het onderzoek betrokken, bestaande uit vertegenwoordigers van onder andere kerken, de ouderenraad, de GGD, Welzijnsinstellingen en zorgaanbieders.
- Bij het onderzoek zijn resultaten van het onderzoek dat KPMG voor een andere gemeente (redactie: bedoeld zal zijn het rapport van 12 augustus 2016) heeft verricht betrokken en is gemeten in de praktijk, waarbij ook gegevens uit onder meer de gemeenten Utrecht, Emmen en Haarlem zijn betrokken.
- Het onderzoek is verricht aan de hand van duidelijk omschreven objectieve criteria en de uit het onderzoek getrokken conclusies zijn inzichtelijk.
De onafhankelijkheid van het onderzoek is blijkens de uitspraken van Noord-Holland voldoende gewaarborgd doordat er onafhankelijke expertise is betrokken in een breed samengestelde expertgroep. Verder is er daadwerkelijk onderzoek gedaan, door middel van een praktijkmeting en door het betrekken van gegevens uit andere gemeenten.
De rechtbank acht het van belang dat het maatschappelijk draagvlak voor de normtijden is getoetst.
Wat mij verder opvalt is dat de rechtbank van belang acht dat het maatschappelijk draagvlak voor de normtijden is getoetst in een breed samengestelde klankbordgroep waarin ook kerken en een ouderenraad participeren. Gaat het dan alleen om aanvullende inbreng van expertise of ook om het maatschappelijk draagvlak voor de normuren dat hieruit blijkt? In CRvB 11-11-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4262 overwoog de CRvB dat het CIZ-protocol huishoudelijke verzorging van CIZ berustte op een deskundige analyse van de zorgbehoefte van de leefeenheden, mede omdat het Protocol was gebaseerd op overleg met organisaties, behorende tot de Regiegroep Indicatiestelling AWBZ: Arcares, VGN, MEE, Per Saldo, CG Raad, LOT, Cliëntenbond en LOC. Dit kan worden gezien als inbreng van expertise, maar m.i. blijkt hieruit ook het maatschappelijk draagvlak.
Objectieve urennormering niet zaligmakend
Dat objectief onderzoek naar normering niet zalig makend is, blijkt uit de recente uitspraak van Rechtbank Gelderland 27-9-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4953. In deze zaak over begeleiding werd betoogd dat een objectieve onderbouwing van normuren ontbrak. De rechtbank vond dat niet onoverkomelijk en overwoog het volgende:
Dat de Beleidsregels geen gefixeerde urenaantallen bevatten, acht de rechtbank niet in strijd met artikel 2.3.5 derde lid van de Wmo 2015, aangezien verweerder blijkens de beleidsregels bij de vaststelling van de benodigde omvang van de voorziening rekening houdt met persoons- en situatieafhankelijke factoren. (….) Het beleid bevat voorts voldoende objectieve criteria voor de vaststelling van de (omvang van de) benodigde begeleiding, daar het genoegzaam de te onderzoeken en in acht te nemen aspecten vermeldt.
Verder blijkt uit de uitspraak dat bij de indicatiestelling voldoende expertise was betrokken en de indicatie werd onderbouwd door een deugdelijk rapport. Let wel, noodzakelijke begeleiding is minder makkelijk in uren te vatten dan hulp bij het huishouden, waar normering inmiddels een goed begaanbare weg is gebleken.
Wat weten we daarmee nu?
Voorzichtigheid is geboden met rechtbankuitspraken. De CRvB heeft het laatste woord. Ga je echter af op de recente rechtbankuitspraken van Noord-Holland en Gelderland, dan kun je het volgende concluderen:
- Een onderzoek naar urennormering betekent lokaal onderzoek of lokale toetsing van elders ontwikkelde normen.
- De gemeente kan een expertgroep formeren, en hier onafhankelijke expertise aan toevoegen.
- Aan te bevelen is om maatschappelijk draagvlak aantoonbaar te maken door normuren aan een klankbordgroep voor te leggen.
- Er is een (bewerkelijke) escape als het gemeentelijk beleid rekening houd met persoons- en situatieafhankelijke factoren en het voldoende objectieve criteria bevat voor de vaststelling van de omvang. De indicatiesteller dient dan wel te beschikken over voldoende expertise en zijn conclusies te onderbouwen.