Niet lang geleden las ik een aantekening van een cliënt op een (onderzoeks)verslag: “Veel-, niet relevante, informatie”. En na lezing van het verslag kon ik het alleen maar eens zijn met de cliënt. De discussie over privacy gaat binnen de Wmo veelal over de vraag of er toestemming van de cliënt nodig is om persoonsgegevens te verwerken, of om gegevens te delen. Een belangrijke eerste stap blijft daarmee onderbelicht, te weten de keuze welke gegevens te verwerken, en op welke manier. En ik denk dat hierin winst te behalen is.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Er is weliswaar een wettelijke grondslag voor verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de Wmo. Maar dit bekent niet dat persoonsgegevens onbeperkt kunnen worden verwerkt in het kader van het onderzoek. Vanuit de AVG geldt de eis dat de verwerking van persoonsgegevens proportioneel moet zijn. Dit betekent onder meer dat de verwerking noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken. Verder geldt de eis van subsidiariteit: Kan het doel niet op een andere, minder ingrijpende wijze, worden bereikt. Bijvoorbeeld door géén of minder persoonsgegevens te verwerken. Zelfs als er toestemming is gegeven door cliënt voor het verwerken van (bijzondere) persoonsgegevens.
Open deur
Het gemiddelde onderzoeksverslag geeft gedetailleerd weer wat de cliënt vertelt. En dat betekent vaak een uitgebreide opsomming van ziektegeschiedenissen, ziekenhuisopnames, bezoeken aan huisartsen en specialisten, problemen in de relatiesfeer, lichamelijke ongemakken en noem het verder maar op. De verslagen vormen (vaak) een flinke inbreuk op de privacy van de cliënt. De relevante vraag is, voldoet het verslag aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit? Wellicht dat u deze vraag bevestigend beantwoord. Het verslag is immers bedoeld om een totaalbeeld te krijgen van de persoon van de cliënt (behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren), om de problematiek in kaart te krijgen en de besluitvorming te onderbouwen. Het verslag is soms ook een vrij letterlijke weergave van het gesprek. Een vaker gehoord argument is dat dit voor de acceptatie van de besluitvorming belangrijk is. Het zijn allemaal valide argumenten. En toch denk ik dat een voor de cliënt minder ingrijpende vorm van verslaglegging mogelijk is.
Om de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt in kaart te brengen, zoals artikel 2.3.2 lid 4 Wmo 2015 voorschrijft, is het mijns inziens meestal niet noodzakelijk om te weten dat cliënt een kunstheup heeft, kortademig is en dat de revalidatie slecht is verlopen. Het noteren van deze gegevens is mijns inziens niet noodzakelijk om het doel te bereiken, te weten de behoefte van cliënt in kaart brengen (proportionaliteit). Het voldoet evenmin aan de eis van subsidiariteit omdat volstaan kan worden met het in kaart brengen van de beperkingen (subsidiariteit). Wél is van belang om te noteren dat cliënt beperkingen heeft bij het bereiken van de eerste verdieping van de woning of dat cliënt niet langer dan vijf minuten kan staan. Het is verder ook relevant om te noteren dat de beperkingen langdurig van aard zijn en of deze naar verwachting op korte termijn zullen toenemen.
Herkent de cliënt zich nog in een verslag dat enkel aangeeft dat cliënt beperkingen heeft bij het bereiken van de eerste verdieping, maar niet vermeldt waardoor dit komt? Mogelijk niet, of minder. Maar het helpt als cliënt vooraf wordt verteld dat het verslag geen letterlijke weergave is van het gesprek (dit ook niet het doel van het verslag), maar dat hierin enkel wordt gerapporteerd waar cliënt tegenaan loopt (beperkingen) en op welke wijze hierin kan worden voorzien.
Een minder ingrijpende vorm van verslaglegging is mogelijk.
Omdenken
Het denken in termen van beperkingen, in plaats van in aandoeningen en persoonlijke problematiek, vergt een omslag in denken. Hierbij zal een Wmo-consulent telkens stil moeten staan bij de vraag of het wel noodzakelijk is om alle van de cliënt ontvangen informatie te verwerken. En of dit mogelijk is op een zakelijke manier, waarbij geabstraheerd wordt van het persoonlijk verhaal van de cliënt. En dan het addertje onder het gras. Want als korter en zakelijker rapporteren inderdaad mogelijk is, dan is dit ook verplicht. Dit volgt immers uit de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
En een niet onbelangrijke vraag, wat levert het op om anders verslag te leggen? Voor de cliënt die er moeite mee heeft dat zijn persoonlijk relaas te raadplegen is in een (elektronisch) dossier bij de gemeente, zal het van grote meerwaarde zijn. Verder kan ik me voorstellen dat verslagen zakelijker en korter kunnen worden. En dat lijkt me, gezien de workload bij de meeste Wmo-consulenten, een bonus.