Dat is de verassende uitkomst van 2 uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter in het sociaal domein. Voor velen komt dit oordeel onverwacht. Het leek duidelijk dat de wetgever het instrument van de financiële tegemoetkoming definitief had laten vervallen met de Wmo 2015. Maar de CRvB ziet dat dus anders. Dit biedt mogelijkheden voor gemeenten, want in de praktijk werd de financiële tegemoetkoming gemist. Maar tegelijkertijd werpt de uitspraak ook veel vragen op.
Wettelijke kaders: de Wmo 2007 versus de Wmo 2015
Laten we eerst even kijken hoe het vóór de huidige Wmo geregeld was. De Wmo 2007 kende drie vormen waarin een Wmo-voorziening kon worden verstrekt: in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) of in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Deze drie verstrekkingsvormen stonden ook expliciet in de wet genoemd. Per 1 januari 2015 noemt de Wmo enkel nog de mogelijkheid van verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura, of, als de cliënt dit wenst, in de vorm van een pgb. In de parlementaire geschiedenis geeft de wetgever meerdere malen aan dat de financiële tegemoetkoming als verstrekkingsvorm verdwijnt.
Gemeentepraktijk mist de financiële tegemoetkoming
Het vervallen van de tegemoetkoming stelde gemeente voor problemen. Bij een pgb is vereist dat het bedrag toereikend is om de noodzakelijke voorziening in te kunnen kopen. In de praktijk bestond echter behoefte aan het kunnen verstrekken van een forfaitaire tegemoetkoming, die niet per se kostendekkend is. Met name op het gebied van vervoer of bij verhuiskostenvergoedingen. Sommige gemeenten namen daarom hun toevlucht tot artikel 2.1.7 Wmo en lazen daarin de mogelijkheid toch nog een financiële tegemoetkoming te verstrekken. Deze bepaling geeft de bevoegdheid een ‘tegemoetkoming’ te verstrekken aan personen die te maken hebben met aannemelijke meerkosten als gevolg van hun beperkingen. De CRvB maakt in zijn uitspraak echter korte metten met deze lezing. De in artikel 2.1.7 Wmo bedoelde tegemoetkoming is volgens de CRvB geen maatwerkvoorziening, maar veeleer te zien als een inkomensondersteunende maatregel.
Verrassende uitleg CRvB
Tot zover is het oordeel van de CRvB goed te volgen. Maar dan neemt het verhaal een verrassende wending. Het standpunt dat de Wmo 2015 alleen maatwerkvoorzieningen kent in natura of in de vorm van een pgb, vindt geen steun in de wet, zo overweegt de CRvB. Vervolgens verwijst de CRvB naar de definitie van het begrip ‘maatwerkvoorziening’ in de Wmo 2015. Die noemt ook ‘andere maatregelen’ dan diensten en hulpmiddelen. Daaronder kan volgens de CRvB ook prima het verstrekken van een financiële tegemoetkoming worden begrepen.
De financiële tegemoetkoming is terug, maar roept ook nog vragen op
De CRvB leest de mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming dus in de omschrijving van het begrip ‘maatwerkvoorziening’. Dat is een bijzondere insteek. Ik heb de inhoud van de (maatwerk)voorziening altijd los gezien van de verzilveringsvorm. Helaas is de motivering van de CRvB erg beknopt. Met name gelet op de parlementaire geschiedenis, had een uitgebreidere onderbouwing mogen worden verwacht. Daardoor roept de uitspraak ook veel vragen op. Hoe verhoudt de financiële tegemoetkoming zich nu bijvoorbeeld tot de natura en pgb-verstrekking? Kan ook voor de tegemoetkoming een eigen bijdrage worden gevraagd? Aan het verstrekken van een pgb worden in de wet voorwaarden gesteld; hoe zit dat bij de financiële tegemoetkoming?
Aanpassen van beleid
Duidelijk is dat er voor gemeenten weer nieuwe mogelijkheden ontstaan. De financiële tegemoetkoming zal zijn herintrede doen in het gemeentelijke beleid. Daarbij zal in ieder geval aandacht moeten zijn voor het feit dat in de huidige Wmo niets is geregeld voor de financiële tegemoetkoming. Voorwaarden en verplichtingen rondom dit instrument zullen dus in beleid moeten worden vastgelegd. En dat zal tal van praktische vragen op gaan leveren. Waar wellicht de CRvB zich in de toekomst weer over mag gaan buigen.