Veel gemeenten beschikken Wmo begeleiding of huishoudelijke hulp in resultaatgebieden. Dit houdt in dat in de beschikking aan de cliënt is opgenomen aan welke resultaten de ondersteuning moet bijdragen. De gemeente betaalt de aanbieder per periode een vast bedrag per cliënt voor het realiseren van de resultaten. Het bedrag is meestal gebaseerd op een bepaald cliëntprofiel in combinatie met het intensiteitsniveau van de ondersteuning en de te behalen doelen. Dit wordt ook wel een arrangement genoemd. Jurisprudentie over deze werkwijze had tot nog toe betrekking op de verantwoordelijkheid van het college om concreet aan te geven welke ondersteuning de cliënt ontvangt om de gestelde doelen te bereiken. Onlangs is er een uitspraak van de Rechtbank Limburg verschenen die ingaat op een ander aspect van het resultaatgericht beschikken, namelijk de bijdrage in de kosten voor de cliënt binnen deze systematiek. Het is naar mijn weten voor het eerst dat hier uitspraak over wordt gedaan.

Kostprijs

Op grond van de Wmo 2015 is de hoogte van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening. Bij het beschikken in resultaatgebieden betaalt de gemeente per cliënt een vast bedrag per periode aan de aanbieder. De kostprijs is voor de gemeente dus niet afhankelijk van de hoeveelheid ondersteuning die in een bepaalde periode wordt geboden en is voor elke cliënt in een bepaald arrangement gelijk. Bij deze systematiek is er voor de cliënt dus geen relatie tussen de omvang van de geleverde ondersteuning en de kostprijs die bij hem in rekening wordt gebracht. Dit kan ertoe leiden dat een cliënt een bijdrage betaalt voor ondersteuning die niet aan hem is geleverd. Het systeem komt er immers op neer dat wat de ene cliënt te veel aan ondersteuning heeft gehad, gefinancierd wordt doordat de andere cliënt te weinig ondersteuning heeft ontvangen.
De rechtbank oordeelt hierover dat het ‘op de weg van verweerder ligt om te onderzoeken hoe dit effect voor deze doelgroep binnen de gekozen systematiek kan worden voorkomen’. Daarmee zegt de rechtbank dus feitelijk dat het in strijd is met de Wmo 2015 als de cliënt een eigen bijdrage moet betalen die niet overeenkomt met de daadwerkelijke ondersteuning die hij heeft ontvangen. De rechtbank lijkt dus niet vanuit het perspectief van de gemeente, maar vanuit dat van de cliënt naar het begrip kostprijs te kijken.

Gevolgen?

Het is wellicht te vroeg om conclusies te trekken, nu voor zover mij bekend, nog maar één rechtbank uitspraak heeft gedaan over het hanteren van een vaste eigen bijdrage per periode voor (in dit geval) Wmo begeleiding. Uitspraken van de CRvB zijn er nog niet. Maar de uitspraak van de Rechtbank Limburg kan naar mijn mening voor gemeenten die resultaatgericht beschikken wel aanleiding zijn om nog eens kritisch naar hun beleid op dit punt te kijken. Door mijn werkervaring bij de gemeente weet ik hoe consulenten ermee kunnen worstelen om aan de cliënt uit te leggen dat de eigen bijdrage in deze situaties niet afhankelijk is van de hoeveelheid ondersteuning die de cliënt ontvangt.

“Het beschikken in resultaatgebieden kan ertoe leiden dat een cliënt een bijdrage betaalt voor ondersteuning die niet aan hem is geleverd”.

De rechtbank laat het aan de gemeente om een oplossing te vinden voor het gebrek aan maatwerk bij het opleggen van de eigen bijdrage. In mijn ogen hoeven gemeenten niet van het beschikken in resultaatgebieden af te stappen om deze oplossing te vinden. De gemeente kan de eigen bijdrage, anders dan de betaling aan de zorgaanbieder, wel koppelen aan de hoeveelheid ondersteuning die daadwerkelijk is ingezet. Hiervoor is het nodig dat met de zorgaanbieders wordt afgesproken dat zij aan het CAK doorgeven hoeveel ondersteuning er daadwerkelijk is ingezet bij de cliënt om de resultaten te bereiken. In de verordening moet de gemeente uitwerken hoe het eigen bijdrage tarief per uur of dagdeel wordt afgeleid van de vaste prijs die de gemeente aan de aanbieder betaalt. In de beschikking maakt de gemeente inzichtelijk aan de cliënt welke kostprijs wordt gehanteerd.

Bijkomend voordeel voor de gemeente van deze werkwijze is dat het sturingsinformatie biedt, omdat zij meer zicht krijgt op de ondersteuning die aanbieders binnen de arrangementen leveren. Voor de zorgaanbieder betekent het wel een extra handeling. De vraag is echter of het voor hen veel meerwerk oplevert aangezien zij veelal toch al zullen registreren hoeveel inzet er wordt gepleegd. Al is het maar om een planning te maken en om aan arbeidsrechtelijke verplichtingen te voldoen.

Abonnementstarief

Spijtig is wel dat deze uitspraak is gedaan op het moment dat de invoering van het abonnementstarief voor de Wmo dichterbij komt. Als de invoering ondanks de bezwaren van de VNG doorgaat zoals aangekondigd, dan is de eigen bijdrage nauwelijks nog afhankelijk van de omvang van de ondersteuning. Ik kan me voorstellen dat gemeenten deze ontwikkeling in elk geval afwachten voordat ze besluiten om actie te ondernemen.