Twee echtgenoten, gehuwd in gemeenschap van goederen, kampen met problematische schulden. Uiteindelijk wenden ze zich tot de gemeente met de vraag om schuldhulpverlening. Van een echtscheiding is geen sprake. In het eerste gesprek blijkt ofwel dat één van de echtgenoten geen aanvraag in wil dienen ofwel dat aan één van hen de schuldhulp geweigerd zou moeten worden.

Juridisch gezien is het mogelijk dat slechts één van de echtelieden schuldhulpverlening zal ontvangen. Voor deze echtgenoot kan dan bijvoorbeeld een schuldregeling getroffen worden. Het probleem dat zich dan voordoet is dat de schuldeisers alleen voor die echtgenoot gebonden zijn aan de afspraken van de schuldregeling. Zij kunnen nog altijd via de andere echtgenoot verhaal blijven halen op de gemeenschap van goederen. Ook de finale kwijting die aan het einde van de schuldregeling wordt verleend aan slechts één van beide echtgenoten brengt in deze situatie geen verandering. De vraag is dan of de gemeente deze echtgenoot wel toegang wil geven tot de schuldhulpverlening.

Rechtspraak Wsnp

Dit dilemma doet zich ook voor bij de Wsnp en werd in 2004 voorgelegd aan de Hoge Raad. Die oordeelde enkel dat een rechter beide Wsnp-verzoeken van gehuwden individueel moet beoordelen. De wet geeft voor de Wsnp geen grond om het verzoek van de ene echtgenoot af te wijzen omdat de andere echtgenoot niet is toegelaten tot de Wsnp. De Hoge Raad erkent in haar uitspraak wel dat dit standpunt geen oplossing is voor het hierboven omschreven dilemma. Hij overwoog dat wie aanneemt dat de toelating tot de Wsnp niet geweigerd kan worden, onder ogen zal moeten zien dat de praktische betekenis van de toelating beperkt is.

Zoekend naar een passende oplossing besloot de rechtbank Almelo in 2011 om de Hoge Raad niet te volgen en overwoog dat als belanghebbenden gehuwd zijn in gemeenschap van goederen en één van hen wordt afgewezen voor de Wsnp, het verzoek van de andere echtgenoot ook afgewezen moet worden wegens gebrek aan belang.

De Rechtbank Rotterdam zocht ook naar een oplossing en nam in 2013 een gewaagd standpunt in. De rechtbank overwoog: “Het doel van de wettelijke schuldsanering is het in het leven roepen van een regeling waarmee kan worden tegengegaan dat een natuurlijk persoon die in een problematische financiële situatie is terechtgekomen tot in lengte van jaren met zijn schulden achtervolgd kan worden (MvT 1992/1993, 22969, nr. 3, p. 6). Dit doel kan alleen bereikt worden als de gemeenschap van goederen wordt beëindigd, bijvoorbeeld door het opmaken van huwelijkse voorwaarden, en (eventueel) het afstand doen van de gemeenschap.” Deze zaak werd daarna drie maanden aangehouden om de belanghebbende de gelegenheid te geven om de bovenstaande stappen te overwegen en eventueel actie te ondernemen.

Hoe zou u als gemeente om kunnen gaan met dit dilemma.

Als ervoor gekozen wordt om één echtgenoot toe te laten tot schuldhulpverlening dan zal bekeken moeten worden welke vorm van hulpverlening passend is. Voor het treffen van een schuldregeling zou in een ideale situatie eigenlijk de gemeenschap van goederen gescheiden moeten worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan huwelijkse voorwaarden of afstand van de gemeenschap.  Het opleggen van de verplichting om de vermogens te scheiden klinkt als een simpele oplossing maar in de praktijk blijkt het meestal niet haalbaar. Los van het feit dat er kosten aan verbonden zitten is het noodzakelijk dat de echtgenoten ook echt hun financiën gescheiden blijven houden. Niet alleen gedurende het schuldhulpverleningstraject maar ook in de jaren daarna. In de praktijk blijkt echter dat echtelieden met het verstrijken van de tijd vaak vergeten om de scheiding van de vermogens goed uit te voeren, met alle gevolgen van dien. Als een schuldregeling feitelijk geen zin heeft dan kan de gemeente er uiteraard wel voor kiezen om andere vormen van hulpverlening aan te bieden, denk bijvoorbeeld aan adviesgesprekken of budgetcoaching.

Een andere oplossing kan zijn om, net als rechtbank Almelo voor de Wsnp, schuldhulpverlening aan beide echtgenoten te weigeren omdat één van beide echtgenoten niet is toegelaten tot het schuldhulpverleningstraject. Het is de vraag of dit beleid in de praktijk ook uitgevoerd kan worden. Wellicht dat artikel 4:84 Awb hieraan in de weg kan staan omdat het beleid als ‘onredelijk bezwarend’ zou kunnen worden aangemerkt.

De gemeente kan er ook voor kiezen om beide echtgenoten toe te laten. Mocht de schuldhulp door de gemeente uiteindelijk niet baten dan is in ieder geval een poging gedaan om een minnelijk traject op te starten. Waarmee wellicht de obstakels voor een Wsnp traject verwijderd zijn zodat de echtgenoten, met de 285 Fw verklaring, vervolgens kunnen proberen om toegang te krijgen de Wsnp. Deze optie is alleen mogelijk als beide echtelieden een aanvraag voor schuldhulpverlening doen. Als één echtgenoot ervoor kiest om geen aanvraag in te dienen dan kan hij niet op grond van de aanvraag van zijn echtgenoot ‘meegetrokken’ worden in een schuldhulpverleningstraject.

Conclusie

Schuldhulpverlenen is maatwerk. Er is voor de geschetste situatie helaas geen pasklare oplossing. Mijn advies is om in ieder geval alle opties open te houden.