Juristen kunnen niet rekenen wordt wel eens beweerd. Dit is volgens mij niet per definitie waar. Maar de wijze waarop het vermogen van een bijstandsgerechtigde tijdens de bijstandsverlening moet worden vastgesteld, helpt niet die beeldvorming te ontkrachten. Het gaat hier uiteraard niet puur om rekenen. Ik wil enkel maar aangeven dat de regels over vermogensvaststelling in de Participatiewet voor ingewikkelde situaties kunnen zorgen. In deze bijdrage zet ik uiteen hoe om te gaan met vermogensaanwas tijdens de bijstandsverlening en spits me vooral toe op een negatief vermogen. Dit naar aanleiding van een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep waarin een en ander uitvoerig wordt uitgelegd.
Verzoekt iemand om algemene bijstand? Dan wordt zijn vermogen vastgesteld door het college. Er kan bijstand worden verstrekt als zijn vermogen de zogenaamde vermogensgrens niet te boven gaat. Tijdens de bijstandsverlening kan het vermogen van een bijstandsgerechtigde veranderen en dit kan gevolgen hebben voor het recht op bijstand. Van groot belang bij het vaststellen van het vermogen is het uitgangspunt dat slechts eenmaal een bedrag ter hoogte van de vermogensgrens kan worden vrijgelaten gedurende een niet doorbroken periode van bijstandsverlening. Er kunnen zich diverse situaties voordoen die ik aan de hand van een voorbeeld wil bespreken.
Positief aanvangsvermogen
De meest eenvoudige situatie is wellicht een positief vermogenssaldo bij aanvang van de bijstandsverlening.
Stel, Romain en Penelope zijn gehuwd en hebben gezamenlijk verzocht om algemene bijstand. Dit per 1 januari 2016. Het vermogen wordt bij aanvang vastgesteld op € 3000. De vermogensgrens voor gehuwden bedroeg op dat moment € 11.840. De resterende vermogensruimte bedraagt daarmee € 8.840.
Pas als het vermogen van Penelope en Romain met meer toeneemt dan het verschil tussen het vastgestelde aanvangsvermogen ter hoogte van € 3.000 en de actuele vermogensgrens, bestaat er geen recht op bijstand meer. Ik schrijf hier bewust de actuele vermogensgrens. Die grens wordt namelijk 2 maal per jaar geïndexeerd. De vermogensgrens ten tijde van de vermogenstoeval moet in acht worden genomen om te kijken of er nog steeds recht op bijstand bestaat. Niet de grens ten tijde van de aanvraag.
Het vermogen van Romain en Penelope neemt per 10 januari 2018 toe met € 8.900. Dat is meer dan de resterende vermogensruimte zoals vastgesteld bij aanvang. Omdat met de actuele vermogensgrens rekening moet worden gehouden, kan geconstateerd worden dat Romain en Penelope nog steeds recht op bijstand hebben. Dit gelet op de vermogensgrens die geldt op 10 januari 2018. Het vermogen bedraagt € 11.900 (3.000 + 8.900) en de vermogensgrens bedraagt € 12.040. De resterende vermogensruimte bedraagt daarmee thans €140.
Sparen tijdens de bijstand
Bijstandsgerechtigden mogen sparen tijdens de bijstand. Spaargeld dat is opgebouwd tijdens een periode waarin bijstand is verleend wordt niet bij het vermogen opgeteld. Dat is ook logisch. Een bijstandsgerechtigde wordt bijvoorbeeld geacht geld opzij te leggen voor incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Denk bijvoorbeeld aan de aanschaf van een wasmachine.
Negatief aanvangsvermogen
Een andere situatie betreft het wanneer er sprake is van een negatief vermogenssaldo bij aanvang van de bijstand. Het aanvangsvermogen wordt dan op nihil gezet. Een vermogenstoename kan ertoe leiden dat de bijstandsgerechtigde zijn resterende vermogensruimte heeft verbruikt, terwijl zijn actuele feitelijke vermogenssaldo nog steeds negatief is. Toch beschikt de bijstandsgerechtigde dan over te veel vermogen.
Vermogensruimte opgebruikt, maar nog steeds een negatief vermogen
Als een bijstandsgerechtigde zijn resterende vermogensruimte door een vermogenstoename heeft verbruikt, maar feitelijk nog steeds beschikt over een negatief vermogen, kan de bijstandsverlening niet ongewijzigd worden voortgezet. Er doen zich 2 complicerende factoren voor. Enerzijds is dat belanghebbende beschikt over te veel vermogen aangezien de vermogensgrens per periode van bijstandsverlening maar één keer kan worden benut. Maar als het recht op bijstand opnieuw wordt vastgesteld moet geconstateerd worden dat belanghebbende weer over onvoldoende middelen beschikt. Het vermogen is immers feitelijk nog steeds negatief. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat na een onderbreking van bijstandsverlening gedurende 30 dagen of meer, de bijstand opnieuw moet worden verleend, waarbij het vermogen en het vrij te laten vermogen opnieuw moeten worden vastgesteld. Bij een kortere onderbreking vindt geen nieuwe vermogensvaststelling plaatsvindt. Gelet hierop zijn er 2 gevolgen mogelijk, afhankelijk van de omvang van de vermogenstoename. Namelijk de bijstandsverlening na onderbreking voortzetten of de bijstand opnieuw verlenen.
Cruciaal is of de bijstandsverlening in verband met de mogelijkheid van intering op de overschrijding van de vermogensgrens gedurende een periode van ten minste 30 dagen zou zijn onderbroken. Zo ja, dan kan pas met ingang van de 31ste dag opnieuw bijstand worden verleend met een nieuwe vaststelling van het vermogen en een nieuwe bepaling van het vrij te laten vermogen. Uitgaande van een feitelijk vermogen onder de vermogensgrens.
Door een vermogenstoename is de resterende vermogensruimte verbruikt, terwijl het vermogen nog steeds negatief is.
Stel, het vermogen van Romain en Penelope was bij aanvang van de bijstandsverlening op 1 januari 2016 € 30.000 negatief en is daarom vastgesteld op nihil. Op 20 januari 2018 later neemt het vermogen plots toe met € 20.000. De vermogenstoename is daarmee aanzienlijk hoger dan de vermogensgrens van € 12.040. Gelet op de ruime overschrijding zal pas weer op de 31e dag – 19 februari 2018 – recht op bijstand kunnen bestaan. Het vermogen wordt dan opnieuw vastgesteld en zal dan in principe weer negatief zijn en dus op nihil worden gesteld. Omdat er sprake is van een nieuwe periode van bijstandsverlening kan de resterende vermogensruimte opnieuw volledig worden benut.
Als de bijstandsverlening gedurende een kortere periode zou zijn onderbroken, wegens een geringe overschrijding van het vrij te laten vermogen of besteding daarvan, zal geen nieuwe vermogensvaststelling plaatsvinden en zal de bijstandsverlening na die kortere periode moeten worden voortgezet. Bij deze voortzetting zal het daarna vrij te laten vermogen op nihil moeten worden gezet. Immers, regel is dat in een niet onderbroken periode van bijstandsverlening – zoals dan aan de orde – de vermogensruimte maar één keer kan worden benut.