Hij is sterk in opkomst, de integrale verordening sociaal domein. Soms gaat het enkel om een samenvoeging van Wmo en Jeugd. Maar steeds vaker zien we ook verordeningen die het hele domein bestrijken: van Wmo tot Jeugd, Participatiewet en schuldhulpverlening. Wat is eigenlijk de toegevoegde waarde van een integrale verordening? Over die vraag lijkt nauwelijks discussie te zijn. Tijd dus om hier eens wat langer bij stil te staan.
De redenen die vaak worden genoemd om over te gaan op een integrale verordening is dat het een integrale aanpak, oftewel integraal werken bevordert. Het zou meer samenhang brengen in de werkwijze en in rechten en plichten. Dat is natuurlijk een prima streven dat ook past binnen de opdracht die gemeenten hebben gekregen: één gezin, één plan, één regisseur. De cruciale vraag is echter of een integrale verordening ook echt leidt tot, of op zijn minst ondersteunend is aan, een integrale aanpak.
Juridische kanttekeningen
Laat ik hierbij meteen een belangrijke kanttekening maken: het Rijk heeft gemeenten weliswaar de opdracht gegeven integraal te werken, maar het instrumentarium daarvoor ontbreekt. Zoals de Raad voor het openbaar bestuur en de Algemene Rekenkamer al eerder opmerkten, zijn de verschillende gemeentelijke zorgwetten niet vanuit een integrale visie en wetgeving opgesteld. Ook de regels rondom gegevensverwerking en privacy bemoeilijken een integrale dienstverlening.
Met deze haperende fundamenten is integraal werken dus een uiterst lastige opgave voor gemeenten. Desondanks proberen gemeenten hier toch invulling aan te geven, onder andere door de verschillende verordeningen te integreren. Daarbij zal in ieder geval aandacht moeten zijn voor het feit dat een verordening een wettelijk voorschrift is. Burgers kunnen er plichten, maar ook belangrijke rechten aan ontlenen. Het is dus van belang dat een verordening juridisch goed in elkaar steekt en zorgvuldig is opgebouwd. Dat wordt alleen nog maar onderstreept door de recente Wmo- en Jeugdwet-jurisprudentie, waaruit volgt dat de essentialia in de verordening geregeld moeten zijn.
Samenwerking integraal beleid
De verschillen tussen de gemeentelijke sociale zekerheidswetten zijn groot. Zelfs de Wmo en Jeugdwet, waar op het eerste oog veel overlap zit, verschillen op een aantal belangrijke onderdelen. Een juridisch goed onderbouwde integrale verordening resulteert daarom vaak in een kort algemeen deel, met uitbreide aparte hoofdstukken per domein. Je kunt je afvragen in hoeverre dat de uitvoering helpt bij een integrale manier van werken. En of het niet zelfs de foutkansen in de uitvoering vergroot. Ook voor de burger zal het waarschijnlijk een lang en weinig toegankelijk stuk zijn, met veel (verschillende) begrippen.
Ondersteunt zo’n verordening daadwerkelijk een integrale dienstverlening?
Daar staat tegenover dat de gezamenlijke inspanning en het proces om tot een integraal stuk te komen, nuttig is. Het kan inzicht geven in waar de mogelijkheden liggen om tot (meer) samenwerking en integraal werken te komen. Overigens kan (en moet) dat gezamenlijke denkproces natuurlijk ook los van de ontwikkeling van een verordening plaatsvinden. Veel zaken die van belang worden geacht voor integraal werken, zoals één toegang of het ontkokeren van budgetten, zijn nu juist zaken die je niet in een verordening regelt. Een gezamenlijk beleidsplan is daarvoor beter geschikt.
Kies bewust
Het is goed dat gemeenten nadenken over hoe binnen het sociaal domein de samenwerking gezocht kan worden. Dat is ook nodig. Een integrale verordening klinkt daarbij als een logische stap. Ik pleit er wel voor tevoren uitgebreid stil te staan bij de vraag of het ook echt iets oplevert. Ondersteunt zo’n verordening daadwerkelijk een integrale dienstverlening? Wegen de voordelen op tegen de nadelen? Kom op basis daarvan uiteindelijk tot een gefundeerde keuze; en kies niet voor een integrale verordening omdat iedereen het doet of het gewoon mooi klinkt.