Bij beslag op loon of uitkering gaat het vakantiegeld naar de beslaglegger. Alles boven de beslagvrije voet valt onder het beslag. Maar geldt dit ook wanneer het inkomen in de voorgaande maanden lager is dan de beslagvrije voet? Betrokkene heeft dan immers onvoldoende inkomen gehad om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Moet de beslaglegger hier rekening mee houden?
De rechtbank Rotterdam oordeelde begin 2013 van wel. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad denkt hier echter anders over. Hij heeft het vonnis van de rechtbank Rotterdam voorgedragen om te worden vernietigd (cassatie in het belang der wet). Mijns inziens ten onrechte.
Rekenvoorbeeld ter verheldering
Allereerst een rekenvoorbeeld om het vraagstuk te verhelderen. Stel een alleenstaande heeft de volgende gegevens:
- inkomen € 950
- beslagvrije voet € 1000
- vakantiegeld € 900
Het is duidelijk dat uitgaande van deze gegevens er maandelijks niets aan de beslaglegger kan worden afgedragen. Maar wat valt onder het beslag in de maand waarin het vakantiegeld wordt uitbetaald? Moet er dan € 850 (950 + 900 – 1000) worden afgedragen of moet er rekening worden gehouden met alle maanden waarin het inkomen lager was dan de beslagvrije voet? Wanneer de 11 voorgaande maanden het inkomen € 50 lager was dan de beslagvrije voet, zou dit in dit voorbeeld er op neerkomen dat er slechts € 300 mag worden afgedragen (950 + 900 – 1000 – (11 x 50)).
Rechtbank Rotterdam: hanteer 2e methode
Volgens de rechtbank Rotterdam moet, overigens zonder dit goed te onderbouwen, de 2e methode gehanteerd worden en moet er rekening mee worden gehouden dat het inkomen in de voorgaande maanden lager is dan de beslagvrije voet. De Procureur-Generaal heeft cassatie in het belang der wet ingesteld met als argument dat de uitbetaling van vakantiegeld in de maand mei geen nabetaling is. Zou het wel een nabetaling zijn dan geldt bij loonbeslag dat het toegerekend moet worden aan de maanden waarop het betrekking heeft (art. 475b lid 3 Rv). Op die manier zou het ‘niet gebruikte deel’ van de beslagvrije voet alsnog gebruikt kunnen worden. Maar inderdaad, de uitbetaling van het vakantiegeld in de maand mei is een tijdige betaling en geen nabetaling. Daar zijn volgens mij alle rechtsgeleerden het wel over eens.
Toch rekening houden met lager inkomen in voorgaande maanden
Dat er toch rekening mee moet worden gehouden dat het inkomen in de voorgaande maanden lager is dan de beslagvrije voet, blijkt uit hele andere argumenten.
De beslagvrije voet is voor mensen met schulden het absolute bestaansminimum. Men krijgt net voldoende in handen om van te leven. Wanneer het inkomen lager is dan de beslagvrije voet dan is er iets goed mis. De noodzakelijke kosten kunnen immers niet meer volledig worden voldaan. Tegenwoordig is dit niet uitzonderlijk meer. Een veel voorkomende oorzaak is dat de toeslagen niet worden uitbetaald. De beslagvrije voet wordt, eenvoudig geformuleerd, verhoogd met woonkosten en premie ziektekostenverzekering en verminderd met de ‘ontvangen’ huur- en zorgtoeslag. Wanneer er beslag op huur- of zorgtoeslag is gelegd of de toeslagen worden door de belastingdienst verrekend, dan mogen ze volgens de Rechtbank Den Bosch niet in mindering worden gebracht op de beslagvrije voet. Er kan immers feitelijk niet over worden beschikt om de huur en zorgpremie in de lopende maand te kunnen betalen. Dus de beslagvrije voet gaat omhoog. Maar ook de hogere bestuursrechtelijke premie die moet worden betaald wanneer sprake is van een premie-achterstand van 6 maanden bij de zorgverzekeraar, zorgt voor een hogere beslagvrije voet.
Noodzakelijke kosten doorschuiven naar volgende maand
En zie hier meteen het belangrijkste argument waarom de beslaglegger wel degelijk rekening moet houden met het niet verbruikte deel van de beslagvrije voet. Wanneer het inkomen lager is dan de beslagvrije voet moeten de noodzakelijke kosten kunnen worden doorgeschoven naar de volgende maand (en uiteindelijk naar de maand mei waarin het vakantiegeld wordt uitbetaald). Uit de parlementaire behandeling blijkt expliciet hoe te handelen in deze situatie. In de Memorie van Toelichting staat:
“Is de (jaarlijkse) premie zo hoog dat de beslagvrije voet boven de periodieke betaling uitstijgt, dan moet de verzekeringspremie voor het overige worden vergoed bij de eerstvolgende periodieke betaling en krijgt de beslaglegger zo lang niets.” (Kamerstukken II 1982-1983, 17897, nr. 3, p. 18.)
Er wordt niet gesproken over woonkosten, aangezien dat onderdeel pas bij de plenaire behandeling, bij amendement, aan het wetsvoorstel is toegevoegd. Daarvoor geldt m.i. hetzelfde. Naast dit argument, zijn nog een aantal argumenten aan te voeren. Lees hiervoor het artikel Onder de ondergrens. De gevolgen van loonbeslag voor het vakantiegeld.
Hoge Raad, bezint eer ge casseert.