Vanaf 1 januari 2017 heeft het college de mogelijkheid gekregen om een bestuurlijke boete aan het einde van een minnelijke schuldregeling geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. De gedachte hierachter is dat een belanghebbende op deze wijze een bredere toegang tot de minnelijke schuldregeling heeft. Ook heeft het succesvol doorlopen van de minnelijke schuldregeling met deze nieuwe regeling een bevredigender resultaat voor zowel de schuldenaar als de overige schuldeisers.

Deze positieve ontwikkeling volgt op een reeks eerdere ontwikkelingen met betrekking tot de aanpak van de frauderende schuldenaar met een bijstandsuitkering. Zie over deze eerdere ontwikkelingen de opinie van mijn collega Kyra von Weersch: Van harde lijn naar zachte aanpak? De bevoegdheid om de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden is neergelegd in artikel 18a lid 13 van de Participatiewet (Pw). Om in aanmerking te kunnen komen voor kwijtschelding moet voldaan zijn aan enkele cumulatieve vereisten. Wordt aan één van deze voorwaarden niet voldaan dan kan de boete niet geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden.

Geen sprake van opzet of grove schuld

Ten eerste mag er geen sprake zijn geweest van opzet of grove schuld bij het schenden van de inlichtingenplicht. Onder opzet wordt verstaan: het willens en wetens handelen of nalaten, wat ertoe heeft geleid dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen. Grove schuld is aan de orde als sprake is van een ernstige, aan opzet grenzende, mate van nalatigheid, waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen.

Recidivetermijn van één jaar

Ten tweede geldt er een recidivetermijn van één jaar. De belanghebbende mag niet binnen 1 jaar na het opleggen van de boete nogmaals de inlichtingenplicht geschonden hebben. Het kan hierbij ook gaan om de schending van de inlichtingenverplichting van een andere uitkeringswet dan die op grond waarvan de eerste boete is opgelegd.

Op verzoek van de belanghebbende

Het derde vereiste is dat de belanghebbende moet verzoeken om de kwijtschelding. Het college kan niet ambtshalve (dus uit eigen beweging) overgaan tot kwijtschelding van de bestuurlijke boete. Dit is een aandachtspunt voor de gemeentelijke schuldhulpverlener. Het is niet voldoende om op grond van artikel 60c Pw bij het college een verzoek in te dienen om mee te werken aan een minnelijke schuldregeling, er zal ook uitdrukkelijk verzocht moeten worden om kwijtschelding van de bestuurlijke boete op grond van artikel 18a lid 13 Pw.

Artikel 18a lid 13 PW geeft gemeenten de mogelijkheid om belanghebbenden een schuldenvrije toekomst te bieden

Het college moet meewerken aan de minnelijke schuldregeling

Ten vierde kan de bestuurlijke boete alleen geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden als het college meewerkt aan een minnelijke schuldregeling. Het meewerken aan een minnelijke schuldregeling is, net als het kwijtschelden van de boete, een bevoegdheid van het college, geen verplichting. Als het college weigert om gebruik te maken van deze bevoegdheid, dan blijft het uiteraard mogelijk om via een verzoek dwangakkoord een schuldregeling te realiseren.

Extra recidivetermijn na doorlopen minnelijke schuldregeling

Is de schuldenaar dan na het voldoen aan de hiervoor genoemde voorwaarden en het succesvol doorlopen van de minnelijke schuldregeling eindelijk verlost van de bestuurlijke boete? Het antwoord op die vraag is: nee, nog niet helemaal. Op grond van het nieuwe artikel 18a lid 14 Pw kan het besluit tot kwijtschelding namelijk nog worden ingetrokken of ten nadele van belanghebbende worden herzien, als hij opnieuw de inlichtingenplicht schendt binnen 5 jaar na het besluit tot kwijtschelding. Het is daarom van groot belang om ervoor te zorgen dat de belanghebbende op de hoogte is van de gevolgen van het niet nakomen van de inlichtingenplicht voor, tijdens en na de schuldregeling. Een belanghebbende moet zich minimaal 8 jaar houden aan zijn inlichtingenplicht alvorens hij de bestuurlijke boete echt achter zich kan laten.

Conclusie

Artikel 18a lid 13 PW geeft een nieuwe mogelijkheid aan gemeenten om belanghebbenden met een fraudeboete daadwerkelijk een schuldenvrije toekomst te bieden na het succesvol doorlopen van een minnelijke schuldregeling. Of schuldhulpverleners de kans krijgen om deze optie ook daadwerkelijk in te zetten, zal afhangen van de bereidheid van de gemeente om gebruik te maken van deze nieuwe bevoegdheid. Bekeken vanuit de fraudebestrijding is dit wellicht niet aanlokkelijk. Maar vanuit het oogpunt van schuldhulpverlening zeker wel. Niet alleen vermindert deze kwijtschelding de kans dat belanghebbenden na het doorlopen van de schuldregeling weer in een uitzichtloze schuldsituatie terechtkomen. Ook private schuldeisers zullen een aangeboden schuldregeling als rechtvaardiger ervaren, en wellicht gemakkelijker accepteren, als ook de gemeente finale kwijting verleent voor het restant van de fraudeboete na het doorlopen van de schuldregeling.