Onderzoeken worden tegenwoordig vaak gebaseerd op registraties en cijfertjes, terwijl de daaruit volgende conclusies ook getrokken (hadden) kunnen worden door enig kritisch denken. Bij onderzoeken op het gebied van schuldhulpverlening is dat doorgaans niet het geval. Daarom juich ik die onderzoeken over schuldhulpverlening zeker toe. Met één kanttekening: die zogeheten kwantitatieve onderzoeken moeten wel een nastrevenswaardig doel dienen.
Zo’n na te streven doel is, wat mij betreft, het vinden van een antwoord op de vraag in welke mate gemeentelijke schuldhulpverlening een remedie biedt tegen problematische schulden van mensen die al dan niet bij de gemeente aankloppen. Niet alleen de resultaten die de gemeente boekt interesseren me, maar ook de aantallen die de weg naar de gemeente niet weten te vinden of vergeefs aankloppen bij de gemeente. Ook die gegevens bepalen het nut en de noodzaak van de Wgs.
Nu wil het geval dat er onlangs onderzoek is gedaan naar de instroom, doorstroom en uitstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening op landelijk niveau, en de resultaten en uitgaven. Op zichzelf een mooie onderzoeksvraag als je wilt weten welke resultaten gemeenten boeken voor de aantallen hulpzoekers die bij hen aankloppen. Maar ik ben toch vooral benieuwd naar het antwoord op de hierboven opgeworpen vraag: in welke mate biedt gemeentelijke schuldhulpverlening een remedie tegen problematische schulden van mensen die al dan niet bij de gemeente aankloppen?
Twee andere onderzoeken kunnen dienen om op die vraag een antwoord te vinden. Als je de resultaten die gemeenten boeken voor de aantallen hulpzoekers die bij hen aankloppen namelijk zou afzetten tegen de cijfers over de gezinnen die te kampen hebben met problematische schulden en cijfers over de duurzaamheid van de uitstroom uit de schuldhulpverlening, dan ben je er.
Daarbij stuiten we nog wel op een belangrijke tekortkoming in het onderzoek naar de instroom, doorstroom en uitstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening: uit dat onderzoek blijkt dat er over een groot aantal cijfers (nog) geen duidelijkheid valt te geven. Daarom is het belangrijk dat gemeenten voortaan beter registreren.
Voor het antwoord op de door mij opgeworpen vraag hoeft niet per se het aantal personen of gezinnen met een financiële hulpvraag te worden geregistreerd, maar wel het aantal personen of gezinnen met problematische schulden. Schuldhulpverlening op grond van de Wgs richt zich, blijkens de daarvan gegeven definitie in artikel 1 Wgs, immers op problematische schulden. Vervolgens kan worden beoordeeld in welke mate gemeentelijke schuldhulpverlening een remedie biedt tegen problematische schulden aan de hand van:
- een goed beeld van het aantal personen of gezinnen met problematische schulden dat bij de gemeente terecht komt
- de resultaten die de gemeente voor die personen of gezinnen boekt
- de cijfers over de gezinnen die te kampen hebben met problematische schulden, en
- de cijfers over de duurzaamheid van de uitstroom uit de schuldhulpverlening.
Ik ben toch vooral benieuwd naar het antwoord op de vraag in welke mate gemeentelijke schuldhulpverlening een remedie biedt tegen problematische schulden.
Voor het combineren van de resultaten uit de drie onderzoeken hoeft het Ministerie van SZW wat mij betreft geen nieuwe onderzoeksopdracht te verstrekken; dat kan hij heel goed zelf. Van belang is wel dat het gebeurt, zeker in het licht van de evaluatiebepaling van artikel 12 Wgs. Beter laat dan nooit.