Staatssecretaris Jetta Klijnsma van SZW heeft het wetsvoorstel ‘Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten’ op 11 november 2013 ingediend bij de Tweede Kamer. De opvallendste wijziging is mijns inziens de introductie van geüniformeerde arbeidsverplichtingen en maatregelen voor bijstandsgerechtigden.
Deze week ga ik in op de maatregel bij schending van een geüniformeerde arbeidsverplichting.
Nauwelijks ruimte om af te wijken van standaardmaatregel
Schendt een bijstandsgerechtigde een van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen, dan wordt de bijstand verlaagd met 100% gedurende 3 maanden. Dit is een standaardmaatregel waarvan slechts in geval van dringende redenen kan worden afgeweken. In zo’n dringend geval moet de maatregel worden afgestemd op de omstandigheden van de bijstandsgerechtigde en diens mogelijkheden om middelen te verwerven. Volgens de regering kan worden gedacht aan marginalisering van mensen, vergroting van de schuldenproblematiek en huisuitzettingen. Ook moet rekening worden gehouden met eventuele kinderen in het gezin. Verlening van bijstand moet volgens de regering onvermijdelijk zijn. Dit is een streng criterium waardoor dringende redenen zich in de praktijk niet snel zullen voordoen.
Standaardmaatregel is niet proportioneel
Een verlaging van de bijstand met 100% gedurende 3 maanden vind ik als standaardmaatregel niet proportioneel. De diverse schendingen van de arbeidsplicht worden over één kam geschoren. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen lichte en zware overtredingen. Waarom rechtvaardigt het zich niet inschrijven bij een uitzendbureau een even zware maatregel als bijvoorbeeld het verwijtbaar niet aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid? Bovendien blijkt ook uit jurisprudentie reeds dat een standaardmaatregel van 100% gedurende 3 maanden bij het voor de eerste keer niet meewerken aan een re-integratietraject niet redelijk is. Die jurisprudentie gaat weliswaar niet meer op na de wetswijziging, maar duidt er toch op dat een dergelijke sanctie niet proportioneel is. Ook vraag ik me af hoe gemeenten moeten omgaan met een samenloop van overtredingen. Het wetsvoorstel voorziet overigens wel in een inkeerbepaling waardoor de maatregel tussentijds kan worden herzien als een bijstandsgerechtigde zijn verplichtingen alsnog nakomt. Maar hoe kan een belanghebbende aantonen zijn verplichtingen – bijvoorbeeld behoud van kennis – alsnog na te komen?
Tegenstrijdigheid tussen wettekst en toelichting
De hoogte van de afstemming bij schending van een geüniformeerde arbeidsverplichting lijkt dwingend vastgesteld. In het wetsvoorstel staat echter: ‘Het college verlaagt de bijstand in ieder geval met 100% voor een periode van 3 maanden’. De term ‘in ieder geval’ lijkt te suggereren dat ten minste de standaardmaatregel moet worden opgelegd, maar dat dit ook meer kan zijn. Volgens de Memorie van Toelichting kan in principe niet worden afgeweken van de standaardmaatregel. Deze tegenstrijdigheid tussen wettekst en toelichting is onduidelijk voor de uitvoering.
Een bijstandsgerechtigde verliest bij een maatregel niet zijn recht op bijstand
Geen nieuwe aanvraag na verlaging
Tenslotte wil ik erop wijzen dat de regering meent dat een bijstandsgerechtigde een nieuwe aanvraag om bijstand moet indienen nadat zijn bijstand gedurende 3 maanden is verlaagd met 100% wegens schending van een geüniformeerde arbeidsverplichting. Dit is niet juist. Een bijstandsgerechtigde verliest bij een maatregel niet zijn recht op bijstand. Na afloop van de periode waarop de maatregel ziet, ontvangt de bijstandsgerechtigde de volledige bijstandsnorm. Een nieuwe aanvraag met daaraan gekoppelde zoektermijn is daarom niet aan de orde, aangezien het recht op bijstand reeds is vastgesteld.
Kluwer Schulinck heeft inmiddels de knelpunten bij het wetsvoorstel Wet maatregelen WWB geformuleerd. Wij blijven u op de hoogte houden.