De regering vindt het belangrijk om fraude strenger te bestrijden. Daarom treedt op 1 januari een wetsvoorstel van het ministerie van SZW in werking, dat zal leiden tot belangrijke veranderingen op het terrein van de sociale zekerheidswetgeving. Dit is de veelbesproken ‘fraudewet’. Voor u als gemeente is de belangrijkste vraag natuurlijk met welke wijzigingen u per 1 januari te maken krijgt. Ik beperk me hier dan ook tot de wijzigingen in het kader van de bijstand.
Tot op heden trok u als gemeente bij het schenden van de inlichtingenplicht waarschijnlijk het recht op bijstand in en/of verlaagde u de uitkering als – al dan niet tijdelijke – maatregel. In de nieuwe wet bent u verplicht een bestuurlijke boete op te leggen in plaats van het verlagen van de uitkering. De bestuurlijke boete kan ook worden opgelegd als iemand geen recht meer heeft op bijstand. Dit in tegenstelling tot een verlaging, die niet los gezien kan worden van het recht op bijstand.
De boete bedraagt maximaal het netto benadelingsbedrag. Bovendien moet de bijstandsgerechtigde ook de te veel of onterecht ontvangen bijstand terugbetalen. Wanneer iemand dus € 1000 teveel aan bijstand heeft gekregen door fraude, moet hij die € 1000 terugbetalen aan de gemeente én een boete van maximaal € 1000 betalen. Bij een lichte overtreding moet dus ook flink worden betaald. Is het redelijk om bij lichte overtredingen op die manier op te treden? Het is de vraag of de regering met deze maatregelen wel de juiste mensen afschrikt. De “echte” fraudeurs laten zich immers nu al niet tegenhouden, terwijl ze meestal de hele uitkering moeten terugbetalen. Ik vraag me af of een boete daar bovenop veel gaat helpen. In de praktijk zal het er vermoedelijk op neerkomen dat er veel oninbare vorderingen in de boeken van de gemeenten ontstaan. Hierbij wil ik benadrukken dat er zeker moet worden opgetreden tegen fraude, maar of deze wet daar veel aan gaat bijdragen is nog maar de vraag.
Wel bestaat vanaf 1 januari de mogelijkheid om in plaats van een boete een schriftelijke waarschuwing te geven als er een benadelingsbedrag van € 0 is. In geval van recidive (herhaalde overtreding van de inlichtingenplicht binnen vijf jaar) bedraagt de boete maximaal 150% van het benadelingsbedrag. De recidivetermijn wordt verlengd naar tien jaar als de eerdere overtreding is bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Legt de gemeente een boete op, dan mag ze de beslagvrije voet maximaal drie maanden buiten werking stellen. De gemeente mag hiervan afzien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. In geval van recidive is de verrekening over de beslagvrije voet ook van toepassing op eerder opgelegde boetes die nog niet zijn betaald. Na drie maanden moet de beslagvrije voet weer in acht genomen worden. Voor de frauderende burger is dit uiteraard een pittige maatregel, aangezien hij onder het bestaansminimum komt, maar deze maatregel is ook pas aan de orde bij recidive en in die zin telt een gewaarschuwd mens dan ook voor twee.
Het opleggen van sancties is op zich niet nieuw: ook nu al bent u als gemeente daartoe op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB verplicht. Van een verlaging wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Misschien ziet u er wel eens vanaf, maar het is niet zo dat de wet u opeens iets nieuws gaat voorschrijven. In het nieuws wordt door verschillende partijen – waaronder de nationale ombudsman – geklaagd dat er te weinig ruimte is voor maatwerk. De mogelijkheid tot enig maatwerk bestaat nog wel. Zo kan het college (of de SVB) de boete verlagen indien de fraude de bijstandsgerechtigde minder te verwijten valt. In geval van dringende redenen mag de gemeente zelfs afzien van het opleggen van een boete. Het toezicht door het Rijk op het opleggen van de boete wordt echter strenger, waardoor naar verwachting in de praktijk minder maatwerk zal worden geleverd.
Een andere belangrijke verandering in de nieuwe wet is dat terugvordering van ten onrechte of te veel ontvangen bijstand als gevolg van de schending van de inlichtingenplicht een verplichting wordt voor u als gemeente. Op dit moment is nog sprake van een bevoegdheid. In specifieke in de wet omschreven gevallen kan van terugvordering worden afgezien. Van terugvordering kan verder alleen worden afgezien in geval van dringende redenen. Gemeenten en uitkeringsinstanties kunnen in de nieuwe situatie worden aangepakt als ze niet voldoende optreden bij fraude. De gemeente moet zoals eerder aangegeven verantwoording afleggen aan het Rijk. De controle op verwijtbaarheid is daarbij scherper. U kunt dus nog steeds maatwerk toepassen, maar bent u daarbij te soft, dan krijgt u zelf problemen met het Rijk. In dit licht zijn de klachten van de nationale ombudsman en instanties uiteraard wel te begrijpen. De praktijk moet uitwijzen of deze wet fraude tegen zal gaan of dat hij enkel gaat leiden tot boekhoudkundig handhaven.