De Verzamelwet SZW 2016 is verschenen. Het betreft thans nog een voorstel van wet dat bij de Tweede Kamer is ingediend. Daarin wordt de per 1 januari 2015 in de Participatiewet geldende kostendelersnormsystematiek gewijzigd. Doel blijft het rekening houden met de voordelen van het delen van de kosten binnen één huishouden. De meest fundamentele wijziging is dat de personen die meetellen voor de berekening van de kostendelersnorm en de uitzonderingen daarop uit het artikel over de kostendelersnorm worden gehaald en worden opgenomen als aparte definitie 'kostendelende medebewoner' in de Participatiewet. Dit is een van de wijzigingen die beoogt de uitvoering van de kostendelersnorm te vereenvoudigen. De wetgever is daarin naar mijn mening geslaagd. Toch bevat de nieuwe kostendelersnorm nog een omissie.
Dat betreft de uitzondering voor studenten die voor hun 18e jaar zijn gestart met de huidige opleiding. Ook kunnen de wijzigingen nadelig uitpakken voor gehuwden waarvan één studeert. In dit opiniestuk zal ik de interessante aspecten van de nieuwe kostendelersnorm verduidelijken aan de hand van een doorlopend voorbeeld.
Kostendelende medebewoner
In de Participatiewet wordt een definitie van ‘kostendelende medebewoner’ geïntroduceerd in het voorgestelde artikel 19a Participatiewet. Dit is namelijk de persoon van 21 jaar of ouder die in dezelfde woning als de bijstandsgerechtigde het hoofdverblijf heeft. Dit is van belang om te bepalen of de norm van een belanghebbende wordt vastgesteld op basis van de kostendelersnorm of op basis van de basisnormen. Valt een persoon onder een van de uitzonderingen van het huidige artikel 22a Participatiewet, dan is hij in principe ook geen ‘kostendelende medebewoner’ onder de nieuwe kostendelersnorm. Deze uitzonderingen betreffen kortweg: de echtgenoot van de bijstandsgerechtigde, personen met een commerciële relatie en studenten.
“Meneer en mevrouw Leeuwenhart delen de woning met de heer van Binsbergen. De heer van Binsbergen is geen kostendelende medebewoner aangezien hij studeert en studiefinanciering ontvangt. Onder de huidige Participatiewet was het verdedigbaar dat de kostendelersnorm van toepassing was als ware sprake van een tweepersoonshuishouden (zie hierover ook de opinie van mr. Jeroen van Fessem). Volgens het voorstel in de Verzamelwet SZW 2016 geldt niet de kostendelersnorm maar de gewone gehuwdennorm omdat zij geen kostendelende medebewoner hebben. Materieel is er geen verschil omdat zowel onder de huidige als de voorgestelde regeling sprake is van een norm van 100%”
Niet-rechthebbende partner
Volgens de huidige systematiek is de kostendelersnorm van toepassing op gehuwden waarvan een persoon geen recht heeft op bijstand onder de kostendelersnorm. Dit vindt de wetgever ongewenst en niet nodig. Voor gehuwden waarvan een partner geen recht op bijstand heeft en die niet onder de kostendelersnorm vallen is nu geregeld dat zij aanspraak maken op 50% van de gehuwdennorm. Met deze wijziging kan de rechthebbende gehuwde er flink op achteruitgaan (van 70% naar 50%). De wetgever realiseert zich ook dat dit erg rigide is en beseft zich goed dat steeds moet worden gekeken naar de individuele situatie. Hierbij wijst de wetgever erop dat met toepassing van artikel 18 Participatiewet de bijstand kan worden afgestemd op de individuele omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de bijstandsgerechtigde. Dat klinkt heel redelijk, maar hierbij moet wel worden gerealiseerd dat deze individualiseringsbepaling alleen in zeer bijzondere situaties kan worden toegepast. Overigens geldt van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016 overgangsrecht voor het zittend bestand bijstandsgerechtigden die er door de gewijzigde kostendelersnormsystematiek op achteruitgaan.
“Dezelfde meneer en mevrouw Leeuwenhart zijn in deze casus allebei 25 jaar. Mevrouw Leeuwenhart volgt een studie met recht op studiefinanciering en heeft daarom geen recht op bijstand. Meneer Leeuwenhart heeft wel recht op bijstand. Onder de huidige Participatiewet zou de kostendelersnorm van toepassing zijn en worden berekend alsof sprake is van een éénpersoonshuishouden. De norm bedraagt 70%. Onder de nieuwe kostendelersnorm zal de norm 50% gaan bedragen. Dit vanaf 1 juli 2016 omdat tot zij tot die datum op grond van het overgangsrecht recht hebben op een norm van 70%. Dit betekent dat meneer en mevrouw Leeuwenhart er per 1 juli 2016 flink op achteruit gaan en nog eens goed naar het huishoudboekje moeten kijken.”
Wijzigingen ten aanzien van studenten
De uitzondering voor studenten wordt iets aangepast. Studenten zijn geen kostendelende medebewoner als zij:
- een BBL-opleiding volgen; of
- onderwijs volgen waarvoor aanspraak kan bestaan op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming en bij aanvang van dat onderwijs – gelet op zijn leeftijd – in aanmerking kunnen komen voor studiefinanciering of WTOS.
En bij die laatste voorwaarde knelt de spreekwoordelijke schoen. Thans is vereist dat de aanspraak op studiefinanciering ‘op enig moment’ moet bestaan. Dit wordt gewijzigd in ‘bij aanvang’. Dit betekent dat een groep studenten ten onrechte wordt aangemerkt als kostendelende medebewoner. Het betreft studenten die op het moment dat zij zijn gestart met een opleiding jonger dan 18 jaar waren en daardoor niet voldoen aan de eis dat zij bij aanvang van de studie – gezien hun leeftijd – in aanmerking komen voor studiefinanciering. In dat geval tellen deze studenten gewoon mee als kostendelende medebewoner bij de toepassing van de kostendelersnorm. Dit openbaart zich pas als de student de leeftijd van 21 jaar bereikt, want tot 21 jaar kan een persoon niet worden aangemerkt als kostendelende medebewoner.
Studenten die een vergelijkbare opleiding volgen in het buitenland worden ook uitgezonderd van de kostendelersnorm. Hierbij moet niet worden gedacht aan een student die in het buitenland studeert en woont, want hij zal zijn hoofdverblijf niet in Nederland hebben en daarom niet onder het bereik van de kostendelersnorm vallen. Wel kan worden gedacht aan een in Nederland woonachtige student die in het buitenland (bijvoorbeeld België) studeert.
“Pa en ma Leeuwenhart ontvangen in dit geval een bijstandsuitkering en wonen samen met hun studerende zonen Richard en Arthur. Richard is toen hij 17 jaar was begonnen aan een MBO-opleiding. Arthur is dezelfde MBO-opleiding gaan volgen toen hij 18 jaar was. Een derde zoon, Salvador, studeert en woont in Salamanca (Spanje).
Omdat Arthur en Richard ouder zijn dan 21 jaar kunnen zij in beginsel worden aangemerkt als kostendelende medebewoners. Arthur is echter geen kostendelende medebewoner, omdat hij bij aanvang van zijn studie gezien zijn leeftijd aanspraak maakte op studiefinanciering. Richard maakte bij de start van het onderwijs gezien zijn leeftijd geen aanspraak op studiefinanciering. Zodoende is hij formeel wel een kostendelende medebewoner. Dit is mijns inziens niet redelijk aangezien hij een voltijdsstudie volgt, nota bene dezelfde studie als zijn broer, die juist om die reden niet wordt aangemerkt als kostendelende medebewoner.
Salvador kan niet worden aangemerkt als kostendelende medebewoner, alleen al omdat hij niet bij zijn ouders in Nederland woont.”
Technische wijzigingen
De kostendelersnorm wordt ook technisch aangepast. Zo komt er een nieuwe definitie van de A-factor waarmee de hoogte van de kostendelersnorm wordt bepaald. De essentie blijft dat zowel de bijstandsgerechtigde zelf, diens eventuele echtgenoot en alle kostendelende medebewoners worden betrokken bij de berekening van de kostendelersnorm. Verder worden de normen voor gehuwden waarvan één echtgenoot 21 jaar of ouder is en de ander jonger dan 21 jaar die samenwonen met één of meer kostendelende medebewoners, geregeld in artikel 22a Participatiewet.
Zie ook onze knelpuntenlijst
De kostendelersnorm wordt eenvoudiger en de berekening gaat ook vaak goed, maar toch zitten er ook aan de nieuwe kostendelersnorm een paar haken en ogen. Hopelijk kunnen die nog hersteld worden gedurende de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Wij houden in ieder geval de ontwikkelingen op dit terrein in de gaten. Zie ook ons document ‘Opmerkingen bij de Verzamelwet SZW 2016‘ voor een overzicht van de wijzigingen en door ons gesignaleerde knelpunten.
Noot redactie
Let op: het gesignaleerde knelpunt met betrekking tot de voorwaarde dat studenten alleen zijn uitgezonderd van de kostendelersnorm indien zij ‘op enig moment’ aanspraak op studiefinanciering hebben, is aangepast bij de tweede nota van wijziging bij de Verzamelwet SZW 2016. De wijziging houdt in dat vereist is dat de aanspraak op studiefinanciering ‘op enig moment’ moet bestaan – in plaats van ‘bij aanvang van het onderwijs’ – om onder de uitzondering op de kostendelersnorm te vallen. Met deze wijziging worden studenten die op het moment dat zij zijn gestart met een opleiding jonger dan 18 jaar waren alsnog niet aangemerkt als kostendelende medebewoner voor de kostendelersnorm.