Op 1 februari 2017 treden delen van het wetsvoorstel stroomlijning loonkostensubsidie in werking. De regering heeft de aangekondigde maatregelen genomen op basis van afspraken met de sociale partners, gemeenten, de vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) en het Uitvoeringsinstituut werknemersverenigingen (UWV). Het doel hiervan is de praktische uitvoering van de Participatiewet te verbeteren. Hierdoor kunnen drempels voor het realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking worden weggenomen. Daarnaast komt het instrument loonkostensubsidie beschikbaar voor jongeren die al werken. De maatregelen treden in werking met terugwerkende kracht tot 4 juli 2016 (de datum van indiening van het wetsvoorstel). De gemeenten hebben zich in verband hiermee al op de maatregelen kunnen voorbereiden en er ook op mogen anticiperen.

De volgende maatregelen treden op 1 februari 2017 officieel in werking:

  • de forfaitaire loonkostensubsidie;
  • flexibele termijnen voor loonwaardebepaling; en
  • loonkostensubsidie voor jongeren met beperkingen die al werken.

De forfaitaire loonkostensubsidie

Gedurende de eerste 6 maanden van een dienstbetrekking kunnen gemeenten op grond van artikel 10d lid 1 en lid 5 Participatiewet een forfaitaire loonkostensubsidie inzetten van 50% van het wettelijk minimumloon (WML), zonder de daadwerkelijke loonwaarde te meten. Door deze maatregel kunnen kandidaten met en arbeidsbeperking eenvoudiger en sneller in een dienstbetrekking met een werkgever worden geplaatst. Gedurende die maximale periode van 6 maanden zal het de werkgever duidelijk worden welke mogelijkheden de werknemer heeft en tot welke productiviteit hij in staat is. Hierdoor kan na afloop van die periode de loonkostensubsidie makkelijker worden voortgezet op basis van de daarna verplichte werkelijke vastgestelde loonwaarde. Lees over de forfaitaire loonkostensubsidie verder de interessante opinie van Frank Schulmer op deze website 

Flexibele termijnen voor loonwaardebepaling

De loonwaardebepaling zal voortaan niet meer verplicht jaarlijks (bij regulier werk) of driejaarlijks (bij beschut werk) hoeven plaats te vinden. De frequentie van de loonwaardebepaling wordt flexibel. De gemeente bepaalt zelf (dus ambtshalve) wanneer de loonwaarde opnieuw wordt vastgesteld in overleg met de werkgever en de werknemer (artikel 10d lid 6 Participatiewet). Een nieuwe loonwaardebepaling zal dan plaatsvinden als daar aanleiding toe is.

 

Het instrument van de loonkostensubsidie zoals dat was geregeld in de Participatiewet bij de invoering van de wet op 1 januari 2015 was te bureaucratisch

Die aanleiding is aanwezig als de verwachting bestaat dat de loonwaarde van de werknemer zich verder zal ontwikkelen. Hierbij spelen de individuele omstandigheden van de betreffende werknemer en het verwachte perspectief op zijn eventuele ontwikkelmogelijkheden een belangrijke rol. In de praktijk zou een en ander volgens de regering op de volgende wijze gestalte kunnen krijgen. Bij de eerste loonwaardebepaling wordt een inschatting gemaakt van het ontwikkelperspectief van de werknemer, waarbij de gemeente rekening houdt met de verwachtingen die werkgever en werknemer daar zelf over hebben. Het ontwikkelperspectief wordt vastgelegd in een verslag. In dat verslag wordt ook opgenomen wanneer de volgende loonwaardebepaling zal plaatsvinden. Als verwacht wordt dat de werknemer zijn loonwaarde binnen afzienbare tijd zal ontwikkelen, dan zal de termijn voor de volgende vaststelling van de loonwaarde niet te lang zijn, bijvoorbeeld een jaar. Als die verwachting niet bestaat, dan kan de volgende loonwaardebepaling pas na langere tijd plaatsvinden. Een onnodige loonwaardebepaling als gevolg van een wettelijke termijn zoals deze bestond in de oude regeling is niet meer aan de orde. De frequentie wordt voortaan dus afgestemd op de individuele situatie van de werknemer. Dit uitgangspunt leidt er toe dat de werkgever of de werknemer de gemeente ook tussentijds om een vaststelling van de loonwaarde kan vragen als daar aanleiding toe is in verband met positieve of negatieve ontwikkelingen van de productiviteit van de betreffende werknemer.

Loonkostensubsidie voor jongeren met beperkingen die al werken

Het instrument loonkostensubsidie kan – en dat is nieuw – ook worden ingezet voor schoolverlaters die al bij een werkgever werken, maar niet in staat blijken om met full time arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen (artikel 6 lid 1 en artikel 10d lid 2 Participatiewet). Het gaat hier om een groep jongeren met beperkingen die binnen een periode van 6 maanden voorafgaande aan de dienstbetrekking heeft deelgenomen aan:

  • het praktijkonderwijs (artikel 10f Wet op het voortgezet onderwijs);
  • het voortgezet speciaal onderwijs ((artikel 2 Wet op de expertisecentra); en
  • de entreeopleiding MBO (artikel 7.2.2. onderdeel a Wet educatie en beroepsonderwijs).

Deze jongeren hebben dus wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie, maar zijn verminderd productief. In de oude regeling was het voor de gemeente niet mogelijk om loonkostensubsidie te verlenen voor iemand die al aan het werk is. Het was namelijk steeds wettelijk vereist dat de werkgever het voornemen moest hebben iemand in dienst te nemen. Voor deze groep schoolverlaters is een uitzondering gemaakt en is de gemeente bevoegd om de noodzakelijke passende ondersteuning te bieden. Voortzetting van de dienstbetrekking is in die situatie immers afhankelijk van de mogelijkheid van de werkgever om loonkostensubsidie te ontvangen. Hierdoor wordt een duurzame arbeidsinschakeling van deze groep kwetsbare jongeren bevorderd.
Deze verruimde mogelijkheid voor het verlenen van loonkostensubsidie bestaat ook voor jongeren die beschut werk zijn gaan verrichten.

Conclusie

Het instrument van de loonkostensubsidie zoals dat was geregeld in de Participatiewet bij de invoering van de wet op 1 januari 2015 was te bureaucratisch. Vanuit de praktijk kwamen er al snel signalen dat de regeling van de loonkostensubsidie voor de uitvoering niet goed hanteerbaar was en belemmerend werkte. Dit ging ten koste van het aantal te realiseren banen. Het is voor de uitvoering dan ook goed nieuws dat de regeling wordt vereenvoudigd en voor schoolverlaters wordt verruimd. Hopelijk leidt de aangepaste regeling tot goede resultaten.