In de Jeugdwet is bepaald dat kinderen bij een uithuisplaatsing in principe in een gezinssetting worden geplaatst. Pleegzorg is daardoor een belangrijke vorm van jeugdhulp. Pleegouders hebben vaak recht op een pleegvergoeding. Gemeenten zijn sinds de invoering van de Jeugdwet verantwoordelijk voor de kosten hiervan. Zij moeten er voor te zorgen dat pleegzorgaanbieders deze pleegvergoeding aan pleegouders kunnen verstrekken. De hoogte van de pleegvergoeding is grotendeels wettelijk vastgelegd. Ten aanzien van de vergoeding van 'bijzondere kosten' hebben gemeenten echter een grote mate van beleidsvrijheid. Deze kosten kunnen hoog oplopen, zodat het van belang is dat gemeenten hierover goede afspraken maken met pleegzorgaanbieders.
Alleen pleegouders die een pleegzorgcontract hebben afgesloten met een pleegzorgaanbieder hebben recht op pleegvergoeding. Als ouders zelf regelen dat hun kinderen (tijdelijk) bij een ander gezin verblijven, bestaat er dus geen recht op pleegvergoeding. Gemeenten kunnen deze informele opvang van kinderen uiteraard wel op andere wijze ondersteunen. Denk bijvoorbeeld aan de bijzondere bijstand.
Elementen pleegvergoeding
De pleegvergoeding bestaat uit drie elementen: het basisbedrag, de toeslagen en de vergoeding van bijzondere kosten. De hoogte van het basisbedrag en de toeslag zijn vastgelegd in de Regeling Jeugdwet.
Het basisbedrag is een genormeerde onkostenvergoeding voor de opvoeding en verzorging van een pleegkind. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van de leeftijd van het pleegkind. Met dit basisbedrag worden pleegouders geacht de ‘normale’ kosten van de verzorging en opvoeding te betalen (denk aan de kosten voor voeding, verwarming, zak- en kleedgeld, etc). In drie gevallen moet de pleegzorgaanbieder dit basisbedrag verhogen met een toeslag, namelijk:
1. als het pleegkind in een crisissituatie met spoed wordt geplaatst bij de pleegouder
2. als de pleegouders 3 of meer pleegkinderen opvangen
3. als het pleegkind een verstandelijke, zintuiglijke of lichamelijke beperking heeft.
Regelmatig maken pleegouders ook nog andere kosten voor hun pleegkind, die niet uit het basisbedrag of de toeslag kunnen worden voldaan. Pleegkinderen hebben immers vaak veel meegemaakt, waardoor er sprake kan zijn van een problematische ontwikkeling. Dit kan op allerlei gebieden leiden tot hogere kosten. Als pleegouders voor hun pleegkind noodzakelijke kosten maken die niet verhaald kunnen worden op de onderhoudsplichtige ouders en niet op grond van een andere regeling worden vergoed, kunnen ook deze kosten in aanmerking komen voor een vergoeding.
Vergoeding van bijzondere kosten
De mogelijkheid tot vergoeding van bijzondere kosten geldt alleen voor pleegouders in het gedwongen kader (in het kader van een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel) en voor pleegoudervoogden (pleegouders die de voogdij over hun pleegkind uitoefenen). Deze regeling geldt dus niet voor pleegouders in het vrijwillig kader. In die situatie zijn de ouders immers nog vaak in beeld en moeten deze kosten op hen verhaald worden. Het staat gemeenten uiteraard wel vrij om ook pleegouders in het vrijwillig kader tegemoet te komen als er sprake is van bijzondere kosten.
Onder noodzakelijke bijzondere kosten worden door de wetgever in ieder geval de volgende kosten verstaan:
– incidentele hoge medische kosten
– reiskosten in verband met de omgangsregeling (waarvoor het basisbedrag niet toereikend is)
– kosten voor een aanvullende ziektekostenverzekering (behalve voor kinderen die onder voogdij van een gecertificeerde instelling (GI) staan. Zij kunnen namelijk gebruik maken van de door de GI speciaal voor hen afgesloten aanvullende verzekering bij VGZ).
Met betrekking tot de vergoeding van bijzondere kosten hebben gemeenten een grote beleidsvrijheid. Dit betekent dat zij ook voor allerlei andere bijzondere kosten een vergoeding kunnen verstrekken. In het verleden zijn in dit kader bijvoorbeeld ook OV-kosten in het kader van het volgen van voortgezet onderwijs, kosten voor tussen-schoolse opvang, de ouderbijdrage voor school, kosten van zwem- en muziekles en sporten en de kosten voor een identiteitsbewijs en paspoort vergoed. Het is belangrijk dat er genoeg pleeggezinnen beschikbaar blijven. In dat kader is het noodzakelijk dat gemeenten pleegouders financieel ontlasten. Het gemeentelijk budget is echter uiteraard ook beperkt, zodat gemeenten keuzes zullen moeten maken over welke bijzondere kosten van pleegouders wel/niet in aanmerking komen voor vergoeding.
Sturen op kosten
Gemeenten kunnen bepalen in hoeverre zij zelf willen sturen op de vergoeding van bijzondere kosten. Gemeenten kunnen er voor kiezen om deze inhoudelijke afweging geheel aan de pleegzorgaanbieder over te laten. Gemeenten hebben in dat geval echter maar weinig invloed op de mate waarin bijzondere kosten worden vergoed. Ik adviseer gemeenten daarom om zelf een duidelijk kader op stellen, aan de hand waarvan de pleegzorgaanbieder pleegouders een vergoeding van bijzondere kosten kan verstrekken. Gemeenten kunnen in hun beleid vaststellen welke bijzondere kosten voor vergoeding in aanmerking komen en daarbij ook drempelwaarden, maxima en leeftijdscategorieën vastleggen. Op die manier kunnen gemeenten op basis van hetgeen zij belangrijk vinden, direct invloed uitoefenen op de (hoogte) van de vergoeding van bijzondere noodzakelijke kosten voor pleegouders.