Sinds 1 januari 2015 zijn er veel zorgtaken gedecentraliseerd naar de gemeenten. Vol goede moed hebben ontzettend veel beleidsmedewerkers, wethouders, gemeenteraadsleden en zorgorganisaties gewerkt aan het ontwikkelen van goed beleid om goede zorg voor burgers te organiseren. Het organiseren van al die verschillende soorten zorg voor burgers moeten gemeenten realiseren met minder middelen omdat het Rijk de veronderstelling heeft dat gemeenten dichter bij hun burgers staan en daardoor beter in staat zijn om zorg op een efficiënte en doelmatige manier vorm te geven met meer oog voor de behoefte aan maatwerk. De “one size fits all” aanpak wordt losgelaten en daardoor ontstaan nu al grote verschillen tussen gemeenten.
Gemeenten en hun bestuurders pakken de handschoen op en sinds 1 januari 2015 is de transitie een feit. Maar daarmee is transformatie nog niet een logisch vervolg. Gemeenten hebben namelijk te maken met een achterstand in hun informatiepositie. Kennis over nieuwe wet- en regelgeving en kennis over de verschillende soorten zorg, de daarbij behorende bekostiging en de verantwoordelijkheid voor de organisatie van die zorg in samenhang met andere financiers als zorgverzekeraars brengt een dynamiek met zich mee die gemeenten dwingen om zich heel snel heel veel kennis eigen te maken.
Het meten van resultaten komt niet van de grond
In de dagelijkse praktijk zien we dat er heel veel goed en hoogwaardig beleid ontwikkeld is, maar dat het meten van de resultaten van dat beleid aan de hand van informatie niet of nauwelijks van de grond lijkt te komen. Vaak wordt dit gepercipieerd als een ICT-vraagstuk en gedeeltelijk is het dat ook. Het ontsluiten van informatie in de vorm van productiecijfers of declaratiegegevens maar ook het inregelen van de administratieve processen is randvoorwaardelijk om informatie te kunnen duiden en te laten leiden tot kennis. Maar de vertaalverslag van informatie naar kennis veronderstelt expertise over de bekostigingssystemen en –structuren van voor 2015 van de zorgaanbieders. Als je niet weet hoe het was, is het moeilijk te bedenken hoe iets beter kan. Die expertise is beperkt beschikbaar en in de aanloop naar de decentralisaties zijn er veel mensen van buiten de gemeentelijke organisatie ingeschakeld die na 1 januari 2015 vertrokken zijn. Of veel van de mensen die zich bezig hielden met de inkoop voor 2015 hebben een andere betrekking aanvaard. Gemeenten verdrinken inmiddels in de informatie maar verlangen naar kennis.
Investeer in het verzamelen, onderhouden en borgen van kennis
Deze grote stelselwijzigingen kunnen alleen slagen als we erkennen dat we naast het ontwikkelen van goed beleid en het robuust inrichten van werkprocessen, ook het meten van de resultaten van beleid ter hand nemen en expliciet investeren in het verzamelen, onderhouden en borgen van kennis. Het meten van resultaten van beleid is geen gemakkelijke opgave en we zullen nieuwe combinaties van informatie moeten maken om kennis van nieuwe zaken te krijgen. En gemeenten moeten nu al met minder middelen zorg doelmatiger en efficiënter inzetten.
Zorgorganisaties weten hoe ze doelmatig en efficiënt moeten werken. Gemeenten hebben de unieke informatiepositie dat zij als geen ander weten welke zorgbehoefte er is bij hun burgers. Die informatie kan vaak tot op wijkniveau voor de populatie van een wijk uitgewerkt worden. Dat gecombineerd met elkaar, leidt tot nieuwe kennis en dan kan zorg daar worden ingezet waar de behoefte aan zorg aanwezig is en niet alleen daar waar de zorgvraag zich bevindt. Dat biedt nieuwe perspectieven en gemeenten en zorgorganisaties zullen door adaptief werken en met behulp van resultaatgestuurd beleid met kennis van zaken deze decentralisaties zeker weten tot een succes weten te maken.