Ouders melden zich bij het wijkteam van de gemeente. Ze hebben zelf ondersteuning ingeschakeld voor hun kind en die loopt al enkele maanden. Ze vragen nu vergoeding voor de inzet van deze hulp. Niet alleen naar de toekomst toe, maar ook voor de kosten die ze over de afgelopen maanden al hebben gemaakt. Is de gemeente gehouden deze kosten te vergoeden? Wat zijn de regels hierover? Deze vraag ontvangen wij bij Schulinck regelmatig. En zoals wel vaker in de Jeugdwet, is het antwoord geen simpel ja of nee.
Laat ik voorop stellen dat de Jeugdwet zelf hier geen regels over geeft. We moeten het antwoord op deze vraag dus ergens anders zoeken. Ook rechters hebben zich hier in het kader van de Jeugdwet nog niet over uitgelaten. Onder de oude Wmo 2007 zijn hier echter wél enkele uitspraken over gedaan. Aangezien de jeugdhulpplicht veel raakvlakken heeft met de voormalige Wmo-compensatieplicht, ligt het voor de hand te kijken of we misschien aanknopingspunten kunnen vinden in die oude Wmo-jurisprudentie.
Wmo-jurisprudentie
In 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een uitspraak gedaan in een zaak waarin een cliënt zijn badkamer had aangepast. Pas na realisering van die aanpassing, diende hij een Wmo-aanvraag in. De rechtbank oordeelde toen dat de compensatieplicht niet zo ver strekt dat het college de noodzaak tot compensatie nog moet onderzoeken, als de voorziening al vóór de aanvraag is gerealiseerd. Uit deze uitspraak kwam een duidelijke scheidslijn naar voren. Als de voorziening al was afgerond vóór de aanvraag, hoefde het college geen voorziening meer te treffen. Er bestonden dan namelijk geen beperkingen meer op het moment van de aanvraag. Maar de rechtbank maakte duidelijk dat het anders zou zijn, als de voorziening ten tijde van de aanvraag nog niet gerealiseerd zou zijn.
Over deze laatste situatie heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zich uitgelaten onder de Wmo. De voorziening was nog niet gerealiseerd ten tijde van de aanvraag. Maar wel vóórdat het college een besluit had genomen. De CRvB oordeelde dat het college moest kijken of de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de gevraagde voorziening nog kon worden vastgesteld. En dat de voorziening nog moest worden toegekend als uit dat onderzoek zou blijken dat belanghebbenden daarop aangewezen waren (overigens had de gemeente in deze zaak wel beleid vastgesteld waarin stond dat ze reeds gemaakte kosten zouden vergoeden als de noodzaak en passendheid nog kon worden beoordeeld).
Reikwijdte van de jeugdhulpplicht
Terug naar de Jeugdwet: hoe vertalen we deze jurisprudentie naar de jeugdhulpplicht? Kan hier ook een dergelijke scheidslijn worden aangebracht?
Het college kan de jeugdhulpplicht niet al te makkelijk beperken.
Natuurlijk is het ook onder de Jeugdwet mogelijk dat een hulptraject reeds is afgerond voordat de ouder of jeugdige een aanvraag indient. Zou het college dan kunnen stellen dat hij de noodzaak tot jeugdhulp niet meer hoeft te onderzoeken, omdat er geen opgroeiproblemen/beperkingen meer zijn? Ik denk dat het college in ieder geval altijd moet onderzoeken in hoeverre er (nog) opgroei/opvoedproblemen of beperkingen bestaan. Als duidelijk is dat die er niet zijn, kan het college concluderen dat de ouder(s)/jeugdige niet meer onder de reikwijdte van de jeugdhulpplicht vallen. Maar anders dan bij de hiervoor besproken (nogal concrete) Wmo-voorzieningen, zal het in de praktijk vaak niet zo duidelijk zijn dat er geen opgroeiproblemen of beperkingen meer bestaan. Bovendien gaat het hier om het belang van kinderen. Om die reden meen ik dat het college de jeugdhulpplicht niet al te makkelijk beperkt kan uitleggen.
Wat misschien nog wel vaker voorkomt, is dat een jeugdhulptraject nog niet is afgerond als de jeugdige of ouder zich meldt. En dan ligt het voor de hand dat het college alsnog probeert vast te stellen of de ingezette ondersteuning een noodzakelijke en passende voorziening is voor de jeugdige (of ouder). Kan het college die beoordeling niet meer maken, dan moet dat in mijn ogen voor risico van de jeugdige of ouder(s) blijven. Maar is die beoordeling nog wel mogelijk en wordt de ingezette ondersteuning passend en nodig geacht, dan bestaat aanleiding een jeugdhulpvoorziening te treffen. Ook voor het gedeelte van de hulpverlening die reeds heeft plaatsgevonden.
Eigen kracht
Wat ik in dit verhaal nog niet heb benoemd, is de rol van ‘eigen kracht’. Dat is een nieuw element in de Jeugdwet, waarvan we de grenzen evenmin kennen. Kun je aanvoeren dat de jeugdige of ouders kennelijk in staat waren zelf de benodigde ondersteuning te organiseren? En dat er dus voldoende probleemoplossend vermogen bestaat? Ik vermoed dat de betekenis van eigen kracht niet zo ruim zal worden uitgelegd. Immers, als inderdaad de inzet van professionele hulp noodzakelijk was, kun je niet meer stellen dat er voldoende eigen kracht binnen het gezin/netwerk aanwezig is. Wel voldoende ‘financiële kracht’ misschien, maar de Jeugdwet biedt in mijn ogen geen ruimte financiële voorwaarden te stellen.
Echte duidelijkheid gaan we natuurlijk pas krijgen als de rechtspraak zich over deze vraag gaat buigen. Uiteraard volgen we dat op de voet en houden we u op de hoogte.