In 2014 heb ik op deze plek voor het eerst geschreven over het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet. Inmiddels wordt de Jeugdwet al anderhalf jaar uitgevoerd. Toch roept de toepassing van het woonplaatsbeginsel nog regelmatig vragen op. Bijvoorbeeld in de situatie van gescheiden ouders die in verschillende gemeenten wonen.
Het woonplaatsbeginsel is van belang om te bepalen welke gemeente verantwoordelijk is voor de in te zetten jeugdhulp. Die gemeente moet de jeugdhulp ook financieren. De hoofdregel is dat de jeugdige de woonplaats volgt van degene die gezag over de jeugdige uitoefent. Vaak heeft één van de ouders gezag of hebben beide ouders gezag. Als geen van beide ouders gezag heeft, dan is er een voogd. In de praktijk is meestal goed na te gaan van wie de woonplaats gevolgd moet worden en waar diegene woont. De regels in de Jeugdwet zijn in die zin ook duidelijk.
Hierna bespreek ik 3 situaties waarin juiste toepassing van het woonplaatsbeginsel niet altijd evident is. In al deze situaties gaat het om ouders die het gezag hebben.
1. Kind woont met UHP bij vader. Hoofdverblijf bij moeder
Een kind is onder toezicht gesteld en volgens de gezinsvoogd is het beter voor het kind om bij de vader te wonen. Daarvoor is een machtiging uithuisplaatsing (UHP) gevraagd, omdat in de echtscheidingsbeschikking het hoofdverblijf bij de moeder is bepaald. De kinderrechter heeft de machtiging afgegeven. Het kind woont nu bij de vader. Het kind heeft hulp nodig en de gezinsvoogd wil een ‘bepaling jeugdhulp’ naar de gemeente sturen. Naar welke gemeente moet de bepaling jeugdhulp gestuurd worden?
Als de ouders in verschillende gemeenten wonen moet gekeken worden bij welke ouder de jeugdige feitelijk verblijft. In dit geval is dat de vader. De gemeente waar de vader woont is dan de gemeente die verantwoordelijk is voor in te zetten jeugdhulp. De gezinsvoogd zal de bepaling jeugdhulp naar die gemeente sturen. Dat het hoofdverblijf bij de moeder is bepaald, maakt geen verschil.
2. Kind verhuist van moeder naar pleeggezin. Vader woont in zelfde gemeente, moeder verhuist
Een kind van gescheiden ouders woont bij de moeder. De vader woont in dezelfde gemeente. De thuissituatie bij de moeder blijkt onhoudbaar en de ouders stemmen ermee in dat het kind naar een pleeggezin gaat. Het pleeggezin woont in dezelfde gemeente. Een half jaar later verhuist de moeder naar een andere gemeente. Welke gemeente betaalt nu de pleegzorg?
Als een kind niet meer bij de ouders woont, moet gekeken worden bij welke ouder het kind woonde vóór de verhuizing naar het pleeggezin. In dit geval is dat de moeder. De moeder is dus de persoon van wie de woonplaats van het kind afgeleid wordt. Ook als de moeder verhuist. De woonplaats van het kind verhuist als het ware mee. Dat betekent dus dat de nieuwe gemeente waar de moeder gaat wonen verantwoordelijk wordt voor de pleegzorg. Het lijkt praktischer om de ‘oude’ woongemeente verantwoordelijk te laten blijven, omdat het pleeggezin én de vader (die ook gezag heeft) daar wonen. Maar dat is niet in overeenstemming met het woonplaatsbeginsel. Niettemin kunnen de oude en nieuwe woongemeente van de moeder ervoor kiezen om afspraken te maken over een praktische uitvoering.
3. Kind verhuist van ouders naar pleeggezin. Daarna verhuizen beide ouders
Deze situatie is vergelijkbaar met de vorige situatie, met dit verschil dat het kind vóór de verhuizing naar het pleeggezin bij beide ouders woonde. En nadat het kind in het pleeggezin is gaan wonen verhuizen beide ouders naar andere gemeenten. Welke gemeente betaalt de pleegzorg na verhuizing van de ouders?
Net als in de vorige situatie moet gekeken worden bij welke ouder het kind woonde vóór de verhuizing naar het pleeggezin. In dit geval zijn dat beide ouders en zijn ze ook nog eens allebei naar een andere gemeente verhuisd. Toepassing van het woonplaatsbeginsel biedt dan geen oplossing. Een praktische benadering is noodzakelijk, waarbij de 2 gemeenten waar de ouders wonen in ieder geval met elkaar in gesprek moeten gaan. Eventueel kan aangesloten worden bij een oplossing van het ministerie in de factsheet woonplaatsbeginsel: De ouders geven zelf “aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg.”.
Dit is dus een praktische oplossing voor een situatie waarin een juridische oplossing met het woonplaatsbeginsel niet mogelijk is.
Afspraken maken
Het mag duidelijk zijn dat praktische oplossingen in bepaalde situaties nodig zullen zijn om te bepalen welke gemeente de jeugdhulp moet betalen. Het is noodzakelijk dat gemeenten daar onderling afspraken over maken. Het feit dat het woonplaatsbeginsel uit de Jeugdwet niet voor alle denkbare situaties bepaalt welke gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdhulp, mag er immers niet toe leiden dat een kind deze jeugdhulp niet of te laat krijgt.
Staatssecretaris Van Rijn herkent de problemen met de toepassing van het woonplaatsbeginsel. Hij heeft vandaag in een kamerbrief toegezegd dat hierover een factsheet beschikbaar komt.