Alle kinderen in Nederland hebben recht op bescherming, hulp, begeleiding en zorg. Dat vloeit voort uit het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Dit verdrag laat niet toe dat er onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen die rechtmatig in Nederland verblijven en kinderen die niet rechtmatig (zonder geldige verblijfstitel) in Nederland verblijven. Ook 'illegale' kinderen hebben dus recht op jeugdhulp. Is dat in de Nederlandse wetgeving wel goed geregeld? En hebben ouders zonder geldige verblijfstitel ook recht op jeugdhulp?

Onder illegale vreemdelingen worden verstaan: vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel. Denk bijvoorbeeld aan uitgeprocedeerde asielzoekers die er voor ‘kiezen’ om niet terug te gaan naar hun land van herkomst of niet terug kunnen gaan naar hun land van herkomst, omdat dit land hen weigert te ontvangen.

Nederlandse wetgeving

In Nederland geldt sinds 1998 het zogenoemde koppelingsbeginsel, waarin het recht op sociale voorzieningen wordt gekoppeld aan het hebben van een verblijfsstatus. Vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel hebben op grond van dit beginsel slechts beperkte toegang tot sociale voorzieningen. Zij hebben alleen recht op onderwijs, rechtsbijstand en noodzakelijke medische zorg.

Rekening houdend met dit koppelingsbeginsel is in de nieuwe jeugdwetgeving bepaald dat de voorzieningen van de Jeugdwet beschikbaar zijn voor alle in Nederland verblijvende minderjarigen, ongeacht hun verblijfstatus. De verantwoordelijkheid van het college voor de inzet van jeugdhulp, kinderbescherming en jeugdreclassering geldt dus ook voor vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel. Aan het treffen van deze voorzieningen voor vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel zijn wel enkele restricties verbonden.

Jeugdhulp mag alleen worden geboden aan minderjarigen

Jeugdhulp mag ten eerste alleen aan vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel worden geboden, zolang deze vreemdeling jonger dan 18 jaar is. Ouders zonder geldige verblijfstitel zijn dus uitgesloten van de aanspraak op jeugdhulp. Concreet betekent dit dat ouders geen recht hebben op bijvoorbeeld opvoedingsondersteuning. Dat kan tot onwerkbare en zeer onwenselijke situaties leiden. Het is immers vaak van cruciaal belang dat de ouders worden betrokken in het hulptraject dat is ingezet voor het kind. Daarbij is het uitsluiten van de ouders zonder geldige verblijftitel in strijd met het IVRK. Daarin is namelijk bepaald dat de overheid ouders indien nodig opvoedondersteuning moet bieden. Hoewel ouders zonder geldige verblijfstitel volgens de nationale wetgeving dus geen aanspraak kunnen maken op jeugdhulp, kan ik me voorstellen dat het college indien noodzakelijk (en met een beroep op het IVRK) toch een voorziening voor opvoedingsondersteuning toekent. Feit blijft wel dat de financiering daarvoor ontbreekt.

Jeugdigen worden bij voorkeur niet in een pleeggezin geplaatst

Een tweede restrictie is dat jeugdigen zonder geldige verblijfstitel alleen in een pleeggezin worden geplaatst als dat in het belang van de ontwikkeling van die jeugdige noodzakelijk is. Als het college het verblijf bij een pleegouder nodig vindt, moet het college in het besluit aangeven waarom het verblijf in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder niet voldoende is. Achterliggende gedachte is dat verblijf in een gezin meer aanleiding geeft tot hechting in de Nederlandse samenleving, terwijl juist zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat er verwachtingen worden gewekt omtrent het verblijf. Ook hier vraag ik me af of deze restrictie op basis van andere nationale en internationale wetgeving wel gesteld mag worden. Hoewel de wetgever aangeeft dat er geen sprake is van uitsluiting of discriminatie, gelden voor kinderen zonder geldige verblijfstitel andere regels dan voor kinderen die wel rechtmatig in Nederland verblijven. Ik vraag me af of er dan wel sprake is van een gelijke behandeling.

Jeugdhulp voor maximaal 6 maanden

Ten slotte geldt de restrictie dat de duur van de voorziening in overeenstemming moet zijn met de verwachte duur van het verblijf van de jeugdige in Nederland. Na een half jaar moet in ieder geval opnieuw beoordeeld worden of de jeugdhulp nog nodig is. Dit vanuit de gedachte dat de situatie van een niet-rechtmatig verblijvende jeugdige snel kan wijzigen. Als blijkt dat jeugdhulp nog aangewezen is, zal deze wel weer opnieuw verleend kunnen worden.

Conclusie

Alle in Nederland verblijvende jeugdigen (ongeacht de verblijfstatus) hebben dus tot ze 18 jaar zijn recht op jeugdhulp. Als de jeugdige geen geldige verblijfstitel heeft, worden er wel enkele beperkingen gesteld aan de toe te kennen voorzieningen voor jeugdhulp. Beperkingen die naar mijn mening in strijd zijn met nationale en internationale wetgeving.