Ik schrijf dit artikel op donderdag 17 oktober, de dag dat de Tweede Kamer stemt over de invoering van de nieuwe Jeugdwet per 1-1-2015. Heel spannend is dat niet. Media berichtten al dat de meerderheid van de Tweede Kamer voor is en dat de Jeugdwet zonder uitstel wordt ingevoerd.
In het debat over de Jeugdwet werden 100 amendementen en 17 moties ingediend. Is het wetsvoorstel aan de hand daarvan nou ingrijpend veranderd? Nee. Het gaat om details. Zo wordt de bepaling dat verantwoordelijkheid over de uitvoering bij een Gemeenschappelijke Regeling niet bij de wethouders ligt, geschrapt. En er wordt een aanscherping gedaan in wie wel of niet een huis mag binnentreden wanneer daar iets mis is.
Punten van kritiek na rondetafelgesprekken
Ik geloof dat ik iets heb gemist. Op 5 september 2013 vond een rondetafelgesprek plaats tussen Tweede Kamerleden en gemeenten, deskundigen, cliënten en werkers in de jeugdzorg. Mijn collega Marieke Simons schreef een artikel over de punten van kritiek die werden geuit op het wetsvoorstel. Nu vraag ik mij toch echt af wat er gebeurd is met de zorgen over het overhevelen van de jeugd-ggz. De discussie over de vele kan-bepalingen uit het wetsvoorstel? De doorverwijzing via de huisartsen? Enzovoorts! Ik lees er ineens niets meer over. Wat het Kamerdebat oplevert is een toezegging van Van Rijn dat hij de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars gaat stimuleren.
Aanname Jeugdwet door Tweede Kamer geen verrassing
Laten we eerlijk zijn. We wisten allemaal allang dat de Jeugdwet zou worden aangenomen door de Tweede Kamer en dat die per 2015 ingaat. Voor mij is het in ieder geval geen verrassing. Het Kamerdebat en de stemming zijn nauwelijks onderwerp van gesprek in de dagelijkse werkpraktijk. Gemeenten zijn druk bezig met de voorbereidingen op alles wat komen gaat: niet alleen de Jeugdwet, maar ook de nieuwe Wmo en de Participatiewet. Uitstel of afstel: het is ondenkbaar. Nu eenmaal is bedacht dat het anders moet en hoe het anders moet, moet het snel. Niet in de minste plaats omdat de decentralisatie gepaard gaat met een forse bezuiniging. Voor uitvoerige discussies is geen tijd. De Jeugdwet moet door en dus stemt de Tweede Kamer na een paar kleine wijzigingen, voor.
Participatie kost tijd
Ik heb geleerd dat participatie tijd kost. Je kunt als professional zelf een hulpverleningsplan schrijven. Daar heb je voor geleerd, dat is makkelijk en eigenlijk zo gedaan. Je kunt er als professional ook voor kiezen de jeugdige, ouders en het eigen netwerk te betrekken bij het opstellen van een plan. Dat kost meer tijd, je moet kijken welke personen belangrijk zijn in het leven van de jeugdige, je moet mensen uitnodigen en motiveren om mee te denken en mee uit te voeren. Maar het resultaat is beter, omdat het participatieproces zelf een leerproces is.
Invoering Jeugdwet heeft veel weg van ‘schijnparticipatie’
Het lijkt mij dat dit principe ook geldt voor de invoering van de Jeugdwet. De ambitie te luisteren naar wat burgers, gemeenten, deskundigen, cliënten en werkers in de jeugdzorg vinden van de plannen, is er wel. Niet voor niets werd de concept Jeugdwet ter consultatie aangeboden op internet. Niet voor niets werd een rondetafelgesprek georganiseerd in de Tweede Kamer. Maar als er geen tijd is om serieus in gesprek te gaan over de punten van zorg, heeft de invoering van de Jeugdwet veel weg van wat we in vakjargon ‘schijnparticipatie’ noemen.