De volgende vraag wordt vaak op onze juridische helpdesk en cursus Wet taaleis gesteld: geldt de Wet taaleis ook voor inburgeringsplichtigen? Het is een interessante vraag waarover je van mening kunt verschillen. Mijn collega mr. Guido le Noble heeft deze vraag al eerder besproken in zijn opinie van 7 oktober 2015. Hij komt tot de conclusie dat de Wet taaleis naast het inburgeringstraject slechts een dode letter is. Ik ben het met Guido eens dat er slechts een zeer beperkte rol bestaat voor het college, maar ik noem het geen dode letter. Ik acht het namelijk verdedigbaar dat er wel degelijk een (weliswaar kleine) rol bestaat voor het college bij inburgeringsplichtige bijstandsgerechtigden op grond van de Wet taaleis. Deze rol bestaat uit 2 onderdelen: de taaltoets en de inspanningsverplichting.

Taaltoets

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de bijstandsgerechtigden die reeds aan de inburgeringsplicht hebben voldaan en de bijstandsgerechtigden die (nog) moeten voldoen aan de inburgeringsplicht. Deze eerste groep voldoet normaliter aan de Wet taaleis door een diploma inburgering over te leggen (artikel 18b lid 2 onderdeel b Participatiewet). De tweede groep kan dit document (nog) niet overleggen. Voorts staat vast dat zij geen 8 jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd. Daarnaast kunnen deze inburgeringsplichtigen (waarschijnlijk) ook geen ander document waaruit de taalvaardigheid blijkt, overleggen. Dit betekent dat als het college de wet formeel juridisch uitvoert dat bij deze groep een taaltoets moet worden afgenomen (artikel 18b lid 2 Participatiewet).

Het is natuurlijk volstrekt overbodig om bij een inburgeringsplichtige met een taaltoets vast te stellen dat hij niet voldoet aan de taaleis. Iedereen kan van te voren namelijk al voorspellen wat de uitkomst van de taaltoets zal zijn. Hier lijkt de wetgever dus niet goed over nagedacht te hebben. Toch moet volgens de letterlijke tekst van de wet een taaltoets worden afgenomen. De wet bevat hiervoor geen uitzondering. Dit leidt mijns inziens tot overbodige uitvoeringskosten.

Inspanningsverplichting

De inspanningsverplichting geldt als de negatieve uitslag van de toets is bekendgemaakt aan de bijstandsgerechtigde. Zoals ik hierboven reeds heb geconcludeerd, zal de uitkomst van de taaltoets bij een inburgeringsplichtige bijstandsgerechtigde vrijwel altijd negatief zijn. Op hen rust dus de inspanningsverplichting vanaf het moment dat de uitslag van de toets is bekendgemaakt (artikel 18b lid 3, 4 en 6 Participatiewet). Dan zijn deze inburgeringsplichtigen dus verplicht om de Nederlandse taal te leren. Met andere woorden, voor hen geldt de verplichting van de Wet taaleis. Dit leidt in veel voorkomende gevallen tot weinig problemen. Als een inburgeringsplichtige namelijk deelneemt aan het inburgeringstraject, dan voldoet hij aan de inspanningsverplichting van de Wet taaleis. Het college zal vervolgens wel moeten monitoren welke mate van voortgang tijdens het traject wordt gemaakt (EK 2014-2015, 33 975, nr. B, p. 17). Het college heeft beleidsvrijheid bij deze beoordeling van de voortgang. Het college moet in ieder geval na het verstrijken van 6 en 12 maanden, opnieuw een taaltoets afnemen om de voortgang te bepalen (artikel 18b leden 10 en 11 Participatiewet en TK 2014-2015, 33 975, nr. 7, p. 26).

Conclusie

De Wet taaleis geldt dus ook voor bijstandsgerechtigden waarop tevens de inburgeringsplicht geldt. Dit betekent dat formeel juridisch een taaltoets moet worden afgenomen. Deze inburgeringsplichtigen zijn vervolgens verplicht aan de slag te gaan met het leren van de taal. Het college kan bij deelname aan het inburgeringstraject niet helemaal achterover leunen. Het college moet namelijk de voortgang beoordelen.