Veel gemeenten worstelen met het invorderen van ten onrechte of te veel betaalde uitkeringen. Wij vragen gemeenten geregeld waarom ze niet overgaan tot beslag op andere zaken en goederen van een belanghebbende dan op salaris, uitkering of verrekenen met bijstand. In veel gevallen zou daardoor immers veel sneller een veel groter deel van een vordering kunnen worden geïnd. Dat is ingewikkeld en duur, antwoorden ze. Ik heb echter het idee, maar dat is een heel persoonlijk idee en ik wil daarmee helemaal niemand tekortdoen, dat de oorzaak eerder moet worden gezocht in gebrek aan ervaring op dit gebied: koudwatervrees dus.
Een terugvorderingsbesluit heeft sinds 1 juli 2009, sinds de inwerkingtreding van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht, geen executoriale titel meer. De executoriale titel, waarmee direct beslag kan worden gelegd en uitgevoerd, wordt ontleend aan het dwangbevel. Het dwangbevel wordt uitgebracht en aan belanghebbende betekend op zijn vroegst acht weken nadat hem het terugvorderingsbesluit is bekendgemaakt. Belanghebbende heeft dus in beginsel acht weken de tijd om door de schuldeiser te gelde te maken vermogen – auto’s, banktegoeden, sieraden, contanten en zo meer – weg te sluizen. Om dat te voorkomen kan het college de voorzieningenrechter verzoeken om verlof tot het leggen van conservatoir beslag.
Conservatoir beslag betekent letterlijk ‘bewarend beslag’. De beslaglegger is niet bevoegd de onder het beslag vallende goederen of zaken te gelde te maken, maar de schuldenaar is vanaf het moment van het conservatoir beslag ook niet meer bevoegd de beslagen goederen en zaken te vervreemden. Met dit conservatoir beslag kunnen vermogensbestanddelen worden veiliggesteld tot het moment waarop een executoriale titel is verkregen en het beslag kan worden uitgevoerd.
Conservatoir beslag is ingrijpend. Dat is echter naar mijn mening geen reden die mogelijkheid niet te gebruiken. Er zijn voor de belanghebbende ook waarborgen. Zo kan een belanghebbende in kort geding opheffing van het beslag vragen als hij meent dat dat onrechtmatig is gelegd, of dat er helemaal geen reden is voor het beslag, bijvoorbeeld omdat hij bereid is de vordering te voldoen. Let wel, een dergelijke procedure houdt geen inhoudelijke beoordeling van het terugvorderingsbesluit in. Blijkt het beslag onrechtmatig gelegd, dan is de gemeente schadeplichtig. De kans dat het komt tot een opheffingskortgeding is klein, minder dan vijf procent. De kans dat zo’n procedure succesvol is, is ook gering (bron: M. Meijsen & A.W. Jongbloed, Conservatoir beslag in Nederland, 2010). Tegen het terugvorderingsbesluit zelf kan belanghebbende gewoon bezwaar maken en vervolgens beroep instellen.
Kortom, voor een slagvaardiger invorderingsbeleid zou vaker gebruik moeten worden gemaakt van de mogelijkheid van conservatoir beslag, voorafgaand aan executoriaal beslag. Het verrekenen van een vordering met de bijstand of een andere uitkering, dan wel inkomsten uit arbeid, levert in de regel slechts een kleine opbrengst. Als er andere vermogensbestanddelen zijn, is het, in ieder geval bij grotere vorderingen, te overwegen daarop beslag te leggen voor het te gelde maken van een geldvordering. Daarbij is het verstandig het executoriale beslag te laten voorafgaan door conservatoir beslag.