Om bepaalde groepen burgers met lage inkomens te ondersteunen, kent u als gemeente onder andere de categoriale bijzondere bijstand. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zich al enkele malen uitgelaten over de verlening van categoriale bijzondere bijstand en andere vormen van categoriale inkomensondersteuning. Bij Kluwer Schulinck merken we dat uitspraken over de mogelijkheden rondom minimabeleid altijd weer vragen oproepen bij gemeenten.
Die vragen gaan voornamelijk over de regelingen die zij in huis hebben en in hoeverre deze al dan niet als categoriale bijstand zijn aan te merken. Is een regeling aan te merken als categoriale bijstand, dan is deze daardoor immers gebonden aan de regels van de WWB, zoals een inkomensnorm van 110 procent.
Categoriale bijzondere bijstand
We zetten de regels nog eens op een rijtje. Categoriale bijstand is alleen mogelijk voor de categorieën en de kostensoort, beschreven in artikel 35 lid 3, 4, 5 en 6 WWB. Dat zijn:
- Pensioengerechtigden;
- Chronisch zieken en gehandicapten;
- Huishoudens met schoolgaande kinderen, voor de kosten van maatschappelijke participatie;
- Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering.
Ten aanzien van de collectieve ziektekostenverzekering is het overigens nog interessant op te merken dat in de Verzamelwet SZW 2013 (geplande inwerkingtreding 1 juli 2013) wordt geregeld dat categoriale bijstand in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie ook mogelijk is. Tot op heden boden de jurisprudentie en artikel 35 lid 6 WWB die ruimte nog niet; het college moest echt een verzekering aanbieden, geen tegemoetkoming.
Het college mag alleen categoriale bijzondere bijstand geven aan mensen waarvan het inkomen lager of gelijk is aan 110 procent van de voor hen geldende bijstandsnorm. Het is bedoeld voor de bestrijding van kosten. Om voor categoriale bijzondere bijstand in aanmerking te komen, moet iemand tot een van de hiervoor beschreven categorieën behoren. De ontvanger hoeft de kosten niet daadwerkelijk te maken of hiervan bonnetjes te overleggen. Er geldt ook geen bestedingsverplichting: de ontvanger mag zelf bepalen waaraan het geld wordt besteed. Er is dus ook geen individuele noodzakelijkheidstoets. Het is voldoende dat de ontvanger tot de categorie behoort.
Overige vormen van (categoriale) inkomensondersteuning
De gemeentewet staat ook generieke inkomensondersteuning toe voor kosten van maatschappelijke, culturele of sportieve activiteiten. Bekend in dit verband zijn de stadspassen, maar het kunnen ook andere regelingen zijn, zoals bijvoorbeeld een sportfonds. In het kort geldt: alles wat geen – categoriale of individuele – bijstand is, is inkomensondersteuning op grond van de gemeentewet. Maar om een aanwijzing van het ministerie te voorkomen, is wel van belang dat u als gemeente het onderscheid zo duidelijk mogelijk neerzet in uw gemeentelijke regeling. Zodra het bijstand wordt, gelden immers de regels van de WWB. Voor categoriale bijstand betekent dat onder andere een inkomensgrens van 110 procent.
Kort gezegd zijn de kenmerken van ‘overige’ inkomensondersteuning op basis van de gemeentewet:
- De ondersteuning is niet slechts toegankelijk voor een van de hiervoor beschreven categorieën/doelgroepen, maar voor iedereen of althans een bredere groep;
- Het doel is het stimuleren van geld uitgeven en niet het vergoeden van kosten;
- In het kader van deze regelingen wordt ook wel vaker gevraagd om bonnetjes te overleggen (declareren).
Er is overigens nog genoeg beweging op dit terrein: in het regeerakkoord is afgesproken dat de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand worden beperkt en de mogelijkheden voor individuele bijzondere bijstand worden verruimd. In de laatste verzamelbrief geeft de Staatssecretaris aan dat een wetsvoorstel daarover momenteel in voorbereiding is. We houden het voor u in de gaten!