Met de komst van de Omgevingswet staat gezondheid hoog in het vaandel, maar hoe zorgen we ervoor dat de gezondheid wordt geborgd? 

Dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat? Een van de manieren om dit te reguleren is door middel van milieunormering. 

Milieunormering

Het normeren van activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor het milieu gaat op 3 manieren, namelijk via:

  1. Omgevingsplan 
  2. Omgevingsvergunning milieu
  3. Algemene regels 

Algemene regels

In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) worden de emissies van de in dit besluit genoemde milieubelastende activiteiten genormeerd. Het Rijk stelt in het Bal rechtsreeks werkende emissieregels vast voor activiteiten die nadelige gevolgen voor de leefomgeving kunnen hebben. Dit zorgt voor een betere bescherming van de fysieke leefomgeving door het stellen van basisbeschermingsniveaus voor geluid, trillingen, geur en externe veiligheid.

Voor decentrale overheden bestaat de mogelijkheid om van deze algemene regels af te wijken. Afwijken kan door:

  • strengere omgevingswaarden vast te stellen (NvT Bal, Stb. 2018,293). In bepaalde gevallen bestaat echter ook de mogelijkheid om minder strenge omgevingswaarden vast te stellen.;
  • maatwerkregels of maatwerkvoorschriften in het omgevingsplan op te nemen;
  • een omgevingsvergunning te verlenen. Voor een beperkt deel van de activiteiten is immers een omgevingsvergunning noodzakelijk.

De Omgevingswet geeft het college van B&W de mogelijkheid om maatwerk te bieden door middel van het stellen van maatwerkregels en maatwerkvoorschriften. Maar wat is nu eigenlijk het verschil tussen maatwerkregels en maatwerkvoorschriften?

Maatwerkregels

De bevoegdheid voor het stellen van maatwerkregels in het omgevingsplan volgt uit artikel 2.12 Bal. Een maatwerkregel wordt vastgelegd in het omgevingsplan. Maatwerkregels hebben betrekking op een specifieke locatie en kunnen betrekking hebben op zowel bestaande als toekomstige activiteiten. Met een maatwerkregel kan worden afgeweken van de algemene regels uit het Bal, tenzij in die algemene regel anders is bepaald (artikel 2.12 lid 2 Bal). Het afwijken kan zowel een aanscherping als een versoepeling van de algemene regels inhouden. Deze maatwerkregels maken duidelijk dat, en welke, (milieu) verplichtingen er in een bepaald gebied gelden. Maatwerkregels zijn perceelsgebonden en blijven voor een perceel gelden, ook als een bedrijf stopt of weggaat. Bij vergunningplichtige activiteiten waarvoor ook algemene rijksregels gelden kan individueel maatwerk via een vergunningsvoorschrift (artikel 2.13 lid 4 Bal) of als een maatwerkregel in het omgevingsplan (artikel 2.12 Bal) worden geregeld.

Maatwerkvoorschriften

Een maatwerkvoorschrift is een beschikking die betrekking heeft op een concrete (milieubelastende) activiteit. Dit kan zowel ambtshalve als naar aanleiding van een melding of op verzoek (van degene die de activiteit verricht of van een derde) worden gesteld. Een maatwerkvoorschrift is gericht tot degene die de activiteit verricht, dus een bepaald persoon of bedrijf.

Opnemen in het Omgevingsplan

Onder de Omgevingswet verdwijnen de rechtstreeks werkende immissieregels voor geluid, trillingen en geur uit het Activiteitenbesluit. In plaats hiervan komen instructieregels in het Besluit Kwaliteit leefomgeving (Bkl). De gemeenteraad moet in het omgevingsplan geluid-, trillings- en geurnormen opnemen voor bedrijfsmatige activiteiten .

Het Rijk geeft voor geluid, trillingen, geur en bodem standaardwaarden en maximale waarden. Gemeenten mogen binnen de gegeven bandbreedte soepelere of strengere normen in het omgevingsplan opnemen (het zogenaamde “mengpaneel”).  Dit moet uiteraard goed gemotiveerd worden. De regel is: “Standaardregels voor standaardsituaties en ruimte om af te wijken als dat nodig is.” (NvT Bkl, Stb. 2018,292).

Standaardregels voor standaardsituaties en ruimte om af te wijken als dat nodig is. 

Milieuverkaveling

 “Het Bkl biedt bestuursorganen de mogelijkheid om de beschikbare gebruiksruimte te verdelen op een manier die past bij hun eigen ambities en opgave. In veel gevallen zal een generieke of gebiedsgerichte aanpak volstaan. Daarnaast is een kalvelsgewijze verdeling van gebruiksruimte mogelijk. Deze is vooral bedoeld voor hoogbelaste gebieden, omdat daarmee actiever gestuurd kan worden op verbetering van kwaliteit voor gebieden waar het gewenst is gebruiksruimte te reserveren voor toekomstige gebruikers zodat gronden snel kunnen worden teruggegeven” (NvT Bkl: Stb. 2018,292). Maar wat betekent dit nu concreet?

De gemeentebestuur kan in het omgevingsplan (milieu)gebruiksruimte aan de verschillende kavels toekennen. Elke activiteit moet dan binnen de aan die kavel verbonden gebruiksruimte blijven. Voor bedrijven biedt dit kansen. Als een bedrijf namelijk emissiebeperkende maatregelen treft en dus minder ruimte verbruikt (denk aan uitstoot verminderen), kan het daarmee groeiruimte voor zichzelf creëren. Want de gereserveerde ruimte blijft gelijk en blijft er (milieu)gebruiksruimte over om bijvoorbeeld uit te breiden. Dit is zonder het risico dat een ander bedrijf deze ruimte pakt, nu het perceelsgebonden is. De gereserveerde (milieu)gebruiksruimte blijft voor het perceel gelden. Dus als een bedrijf stopt en de grond opnieuw vrijkomt, heeft het nieuwe bedrijf dezelfde ruimte als het voorheen gevestigde bedrijf.

Bezorgdheid

Doordat gemeenten zelf afwegingen kunnen maken, ontstaan er bij burgers zorgen om 2 scenario’s:

  • Dat gemeenten zoveel beleidsruimte geven waardoor de bescherming onvoldoende is gewaarborgd
  • Dat gemeenten de bescherming strikt zullen invullen waardoor er netto weinig ruimte meer overblijft  voor ontwikkeling en veel kosten worden neergelegd bij de eigenaar.

Het is ook in dit geval van belang dat gemeenten de burgers betrekken bij het besluitvormingsproces (de bekende burgerparticipatie) en duidelijk de gemaakte keuzes motiveren! Door te participeren aan de voorkant en op basis daarvan duidelijke keuzes te maken, creëer je draagvlak en voorkom je (handhavings)problemen achteraf.