De geldigheidsduur van een asielvergunning voor bepaalde tijd wordt teruggebracht van vijf naar drie jaar. Dit is onderdeel van de asielnoodmaatregelenwet. Slechts één week gaf de Minister van Asiel en Migratie aan de Raad voor de rechtspraak om te adviseren over deze asielnoodmaatregelenwet. Veel te kort, natuurlijk.1
In 2020 was er al een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer over het terugbrengen van de geldigheidsduur naar drie jaar. Met dat wetsvoorstel werd uitvoering gegeven aan een voornemen uit het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst 2017-2021‘ van het kabinet Rutte III. De regering heeft dat wetsvoorstel (nog) niet ingetrokken.
In dit stuk geef ik géén oordeel over het voornemen tot aanpassing van de duur van de asielvergunning voor bepaalde tijd. De daarover uitgebrachte adviezen spreken voor zich. Wel laat ik zien waarom de gemeente goed moet opletten bij het opleggen van een inburgeringsboete als de geldigheidsduur van een asielvergunning voor bepaalde tijd wordt teruggebracht naar drie jaar.
Einde inburgeringsplicht
De inburgeringsplicht vervalt in principe bij het eindigen van het asielverblijfsrecht. En wanneer de inburgeringsplicht is vervallen, kan de gemeente geen boete opleggen, ook al is de inburgeringstermijn nog niet verstreken. De inburgeringstermijn van drie jaar start (soms veel) later dan de verkrijging van de asielvergunning. De inburgeringstermijn start pas op de dag na dagtekening van het Plan Inburgering en Participatie (PIP). Daarmee ontstaat straks de situatie dat het asielverblijfsrecht – en daarmee in principe de inburgeringsplicht – eindigt vóórdat de inburgeringstermijn is verstreken. Ga er daarom als gemeente niet zomaar vanuit dat iemand inburgeringsplichtig is zolang zijn of haar inburgeringstermijn loopt.
Voorbeeld:
Ibrahim kreeg zijn asielvergunning op 10 juli 2024. Hij zat toen nog in een AZC. Op 14 januari 2025 wordt Ibrahim in de gemeente gehuisvest. Op 10 maart 2025 stelt de gemeente zijn PIP vast en op 11 maart 2025 begint zijn inburgeringstermijn. Op 12 maart 2027 doet Ibrahim een aanvraag om verlenging van zijn verblijfsvergunning. De IND wijst die aanvraag af op 25 mei 2027. Ibrahim maakt geen bezwaar tegen de afwijzing van de IND.
Op 10 juli 2027 eindigt het asielverblijfsrecht van Ibrahim. Op 11 maart 2028 eindigt zijn inburgeringstermijn.
Op 15 juli 2027 verzuimt Ibrahim de taalles bij de taalschool. De gemeente legt hem daarom een boete op. Deze boete is niet rechtsgeldig. Vanaf 10 juli 2027, de einddatum van de geldigheidsduur van zijn asielvergunning voor bepaalde tijd, is Ibrahim immers niet meer inburgeringsplichtig terwijl de gemeente alleen boetes kan opleggen aan inburgeringsplichtigen. Als DUO, zoals het hoort, in de Portal Inburgering heeft geregistreerd dat Ibrahim vanaf 10 juli 2027 niet meer inburgeringsplichtig is, dan kan de gemeente door raadpleging van de Portal Inburgering te weten komen dat een boete wegens het schoolverzuim op 15 juli 2027 niet mogelijk is. Let dus goed op en raadpleeg de Portal Inburgering!
Verlenging inburgeringsplicht
Het is mogelijk dat de inburgeringsplicht is blijven bestaan omdat de asielvergunning voor bepaalde tijd is verlengd. De gemeente kan er, in het voorbeeld van hierboven, dus niet per definitie vanuit gaan dat de inburgeringsplicht is geëindigd op 10 juli 2027. Als de asielvergunning voor bepaalde tijd is verlengd, dan kan de gemeente wel een boete opleggen wegens het schoolverzuim op 15 juli 2027. Ook hier geldt: let op en raadpleeg de Portal Inburgering! Daarin kan de gemeente nagaan of de inburgeringsplicht nog bestaat.
Voortduren inburgeringsplicht
Maar ook als de asielvergunning voor bepaalde tijd niet is verlengd, dan kan de inburgeringsplicht toch voortduren om reden dat betrokkene voor het einde van het asielverblijfsrecht:
- een verlenging van zijn asielvergunning voor bepaalde tijd bij de IND heeft ingediend en nog in afwachting is van een beslissing van de IND; of
- een bezwaar- of beroepschrift heeft ingediend bij de IND en nog in afwachting is van een beslissing van de IND.
Als een van deze twee gevallen aan de orde is, dan is de inburgeringsplicht, ondanks het eindigen van het asielverblijfsrecht, toch niet geëindigd. Dit is geregeld in artikel 2.1, eerste lid, Besluit inburgering 2021. In die gevallen kan de gemeente dus ook een boete opleggen. Zie hierover ook de informatie in de kennisbank Schulinck inburgering.
Toch is het zinvol om de systematiek zoals in deze opinie beschreven te kennen.
Voorbeeld:
Ibrahim kreeg zijn asielvergunning op 10 juli 2024. Hij zat toen nog in een AZC. Op 14 januari 2025 wordt Ibrahim in de gemeente gehuisvest. Op 10 maart 2025 stelt de gemeente zijn PIP vast en op 11 maart 2025 begint zijn inburgeringstermijn. Op 12 maart 2027 doet Ibrahim een aanvraag om verlenging van zijn verblijfsvergunning.
Op 10 juli 2027 eindigt het asielverblijfsrecht van Ibrahim, maar op dat moment heeft de IND nog geen beslissing genomen op de aanvraag van Ibrahim om verlenging van de verblijfsvergunning.
Op 15 juli 2027 verzuimt Ibrahim de taalles bij de taalschool. Ook dan heeft de IND nog geen beslissing genomen op de aanvraag van Ibrahim om verlenging van de verblijfsvergunning. De gemeente legt hem daarom een boete op. Deze boete is rechtsgeldig. Op 15 juli 2027 is Ibrahim immers nog steeds inburgeringsplichtig. Ligt de beboetbare gedraging wat dichter bij het einde van de inburgeringstermijn (11 maart 2028) dan kan het zijn dat de IND de aanvraag van Ibrahim om verlenging van de verblijfsvergunning al heeft afgewezen en dat de inburgeringsplicht daardoor geëindigd is. Wederom geldt: let op en raadpleeg de Portal Inburgering!
Tot slot
Hierboven kwam al een paar keer voorbij dat de gemeente in de Portal Inburgering kan raadplegen of iemand nog steeds inburgeringsplichtig is. In beginsel kan de gemeente uitgaan van de juistheid van de registraties in de Portal Inburgering. Toch is het zinvol om de systematiek zoals in deze opinie beschreven te kennen. Zo kan de gemeente zelfstandig verifiëren of degene aan wie zij een boete wil opleggen nog inburgeringsplichtig is. Een boete die de gemeente heeft opgelegd aan een niet-inburgeringsplichtige is onrechtmatig, ook al staat betrokkene in de Portal Inburgering nog geregistreerd als inburgeringsplichtige.
1 Zie in dit verband ook NJB – Nieuws: Zware kritiek Afdeling bestuursrechtspraak en Raad voor de rechtspraak op asielwetsvoorstellen en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 959