Begin juni 2020 is het Wetsvoorstel Wet inburgering 2021 aan de Tweede Kamer toegezonden, met als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 juli 2021. Vanaf die datum zijn gemeenten verantwoordelijk voor de inburgering van statushouders. Het wetsvoorstel brengt ook veranderingen met zich mee voor de Participatiewet. Zo wordt de bevoegdheid om gegevens die zijn verkregen bij uitvoering van de Wet Inburgering, voor zover dat noodzakelijk is, ook te gebruiken bij de uitvoering van de Participatiewet, wettelijk verankerd. Een andere belangrijke wijziging is dat gemeenten inburgeringsplichtige asielstatushouders die een bijstandsuitkering hebben, verplicht moeten ‘ontzorgen’. Het vervolg van mijn opinie zal zich hierop richten.

Ontzorgen

In het nieuwe artikel 56a Participatiewet worden inburgeringsplichtigen met recht op bijstand die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben, verplicht ‘ontzorgd’ door het college. Deze verplichting geldt dus niet voor de gezinsmigranten en andere migranten. Vanaf de datum dat de asielstatushouder recht op bijstand heeft, betaalt het college zes maanden lang een aantal vaste lasten vanuit de bijstandsuitkering. Het gaat om huur, gas, water, stroom en de zorgverzekering. De inburgeringsplichtige asielstatushouder is verplicht hieraan mee te werken, wat ook betekent dat hij het college moet machtigen om namens hem betalingen te verrichten. Als de asielstatushouder niet meewerkt aan het verplichte ontzorgen, bijvoorbeeld hij weigert een machtiging te ondertekenen, dan kan het college afstemmen op grond van artikel 18 Participatiewet.

Het ontzorgen eindigt na 6 maanden (of eerder als het recht op bijstand eindigt). Indien er behoefte is aan een langere periode van ontzorgen zou dit kunnen op grond van het huidige artikel 57 Participatiewet.

Door het verplichtende karakter zijn gemeenten gehouden om zes maanden te ontzorgen en zijn er weinig mogelijkheden tot maatwerk.

Geen maatwerk mogelijk

Duidelijk is dat door middel van het ontzorgen financiële problemen in de eerste maanden kunnen worden voorkomen en dat de focus bij aanvang van de inburgeringstermijn bij inburgering en participatie ligt. Het ontzorgen an sich vind ik derhalve een positieve verbetering ten opzichte van het huidige inburgeringstelstel. Wel biedt de huidige formulering van het nieuwe artikel 56a Participatiewet ruimte voor de nodige kritiek. Door het verplichtende karakter zijn gemeenten gehouden om zes maanden te ontzorgen en zijn er weinig mogelijkheden tot maatwerk. De Raad van State pleit er daarom ook voor om te ontzorgen, tenzij daar gelet op hun persoonlijke situatie geen aanleiding voor is. Hiermee kan worden voorkomen dat het instrument wordt ingezet in gevallen waarin dat niet nodig is. Ik kan me wel vinden in deze kritiek; ieder asielstatushouder heeft immers andere competenties en sommige zijn wellicht prima in staat hun financiën van begin af aan zelfstandig te regelen. Het verplicht ontzorgen zet in die gevallen een rem op de ontwikkeling van de financiële zelfredzaamheid. Verder zou aan gemeenten beleidsvrijheid kunnen worden geboden rondom de duur van het ontzorgen. De duur is nu verplicht zes maanden en niet langer, maar ook niet korter. Door gemeenten hierin beleidsvrijheid te geven, kan een individuele beoordeling worden gemaakt en beter maatwerk worden geboden. Ik ben derhalve benieuwd of het nieuwe artikel 56a Participatiewet zoals het nu geformuleerd is, gehandhaafd blijft, of alsnog bij amendement de nodige flexibiliteit wordt ingebouwd.

Maatschappelijke begeleiding

Alleen ontzorgen is uiteraard niet voldoende. Het doel is immers dat statushouders uiteindelijk zelf financieel zelfredzaam worden. Het is derhalve ook aan gemeenten om de inburgeringsplichtige asielstatushouders hierin begeleiding te bieden, om te voorkomen dat na de periode van het verplichte ontzorgen alsnog financiële problematiek ontstaat. Blijkens het nieuwe artikel 13 Wetsvoorstel Wet inburgering 2021 worden gemeenten dan ook verantwoordelijk voor het bieden van maatschappelijke begeleiding. Deze bestaat ten minste uit het bieden van praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen en voorlichting over die voorzieningen in de Nederlandse samenleving. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om hulp bij het regelen van en voorlichting over voorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, gezondheid, verzekeringen en onderwijs. Gemeenten hebben verder ten aanzien van de inhoud, uitvoering en tijdsduur van de begeleiding wel de ruimte om maatwerk te kunnen toepassen.