Onder de Omgevingswet verandert er veel binnen het vergunningstelsel zoals we dat nu kennen. Zo spreken we straks over binnenplanse omgevingsplanactiviteit (OPA) en buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). In deze opinie leg ik uit wat deze begrippen inhouden en meer specifiek wat straks in de plaats komt van de huidige omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” en voor de activiteit “afwijken van het bestemmingsplan”. Tot slot ga ik in op de vraag of de nieuwe systematiek eenvoudiger is dan nu.

Huidig vergunningstelsel

Op dit moment regelt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in welke gevallen er een omgevingsvergunningplicht geldt (artikel 2.1 Wabo). In artikel 2.1 is onder meer bepaald dat voor de activiteit “bouwen” een vergunningplicht geldt. Dat geldt ook voor de activiteit “afwijken van het bestemmingsplan”. In Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn uitzonderingen op de vergunningplicht opgenomen (artikelen 2 en 3 Bijlage II van het Bor).

Het toetsingskader voor de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” is ook in de Wabo vastgelegd (artikel 2.10 lid 1 Wabo). Kort gezegd bestaat dit uit het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de redelijke eisen van welstand en de gemeentelijke Bouwverordening. Als aan één van deze criteria niet wordt voldaan, dan moet de omgevingsvergunning worden geweigerd.

Het toetsingskader voor de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit “afwijken van het bestemmingsplan” is eveneens in de Wabo opgenomen (artikel 2.12 lid 1 Wabo). Hierin is bepaald dat de vergunning alleen kan worden verleend als er geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening én – afhankelijk van de situatie – als voldaan wordt aan de eisen uit de afwijkingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan of de kruimelgevallenregeling (artikel 4 Bijlage II Bor) of indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Vergunningstelsel onder de Omgevingswet

Omgevingsplanactiviteit

Binnen de Omgevingswet wordt de omgevingsplanactiviteit geïntroduceerd (artikel 5.1 Ow, en artikel 1.1 lid 1 Ow juncto bijlage bij artikel 1.1 Ow voor de begripsbepaling). Dit kan een binnenplanse of een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn.

De binnenplanse omgevingsplanactiviteit is een activiteit die past in het omgevingsplan en waarvoor op grond van het omgevingsplan een omgevingsvergunningplicht geldt. De gemeente bepaalt zelf in welke gevallen een omgevingsvergunningplicht geldt. Zo kan zij bijvoorbeeld gevallen aanwijzen waarin een omgevingsvergunning nodig is voor het “bouwen”.

De buitenplanse omgevingsplanactiviteit is een activiteit die in strijd is met het omgevingsplan en waarvoor een vergunningplicht geldt. Deze is vergelijkbaar met de huidige activiteit “afwijken van het bestemmingsplan”.

Het toetstingskader (of in Omgevingswet-termen: de beoordelingsregels) voor de omgevingsplanactiviteit is opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Hierbij is van belang dat de beoordelingsregels moeten worden beschouwd in het licht van de grondslag die hiervoor is gegeven in de Omgevingswet zelf. En ook de invulling die de wet  daaraan geeft is van belang (artikelen 5.18, 5.20 en 5.21 Ow).

Voor de binnenplanse omgevingsplanactiviteit geldt dat hiervoor omgevingsvergunning verleend wordt als deze niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning (artikel 8.0a lid 1 Bkl).

Voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit geldt dat deze alleen verleend wordt met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a lid 2 Bkl). Daarnaast gelden de beoordelingsregels uit artikelen 8.0b en 8.0e Bkl, te weten:

  • de instructieregels voor het omgevingsplan uit hoofdstuk 5 van het Bkl;
  • de instructieregels van de provincie voor het omgevingsplan;
  • eventuele instructiebesluiten van Rijk en Provincie;
  • de regels die gelden voor het stellen van maatwerkregels, als het gaat om een
    omgevingsvergunning die betrekking heeft op een maatwerkregel.

Ook de splitsing van de activiteit “bouwen” in 2 activiteiten vind ik niet per definitie een vereenvoudiging. Het vraagt een andere denkwijze. Ook kan deze systematiek soms een omgevings-vergunningplicht voor 2 activiteiten opleveren waar er nu maar 1 activiteit nodig is.

Splitsing technisch bouwen en ruimtelijk bouwen

Een andere nieuwigheid in het vergunningstelsel onder de Omgevingswet is dat de huidige activiteit “bouwen” wordt opgesplitst in twee activiteiten waarvoor een vergunning nodig kan zijn (artikel 5.1 leden 1 en 2 Omgevingswet). Het gaat dan om de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. Deze splitsing wordt ook wel ‘de knip’ genoemd.

Een aanvraag omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit wordt getoetst aan de regels voor de technische bouwkwaliteit uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit besluit is vergelijkbaar met het huidige Bouwbesluit. De regels zien bijvoorbeeld op de constructieve veiligheid van een bouwwerk.

Een aanvraag omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk wordt getoetst aan de bouw- en gebruiksregels van het omgevingsplan. Hieronder valt ook de bruidsschat waarin bijvoorbeeld de welstandstoets is geregeld.

Het Rijk heeft overigens zowel voor de technische bouwactiviteit als voor de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk vergunningvrije gevallen aangewezen (artikel 2.25 en 2.26 juncto 2.27 Bbl respectievelijk artikel 2.29 Bbl).

Tot slot

Concluderend kan gesteld worden dat er onder de Omgevingswet veel verandert in het vergunningstelsel voor de activiteiten “bouwen” en “afwijken van het bestemmingsplan”. Of het er makkelijker op wordt, is de vraag. Het toetsingskader staat verspreid over de wet en het uitvoeringsbesluit. Dat is in zichzelf geen vereenvoudiging. Het vergt heen en weer hoppen over de verschillende wetgevingsinstrumenten. Ook de splitsing van de activiteit “bouwen” in twee activiteiten is in mijn optiek niet per definitie een vereenvoudiging. Het vergt een andere manier van denken. Daarbij kan deze systematiek soms een omgevingsvergunningplicht voor twee activiteiten opleveren waar er nu een omgevingsvergunningplicht voor maar één activiteit is.

Natuurlijk zal dit alles na verloop van tijd weer ‘gewoon’ worden, maar een kritische vraag vooraf lijkt me hier toch op zijn plaats: schiet de Omgevingswet, die vereenvoudiging voorstaat, in dit geval niet enigszins voorbij aan haar eigen doel?

In onze kennisbank is het vergunningstelsel onder de Omgevingswet uitvoerig beschreven. Daarnaast hebben wij een infographic beschikbaar over dit onderwerp. Hiermee helpen we je op weg als je vragen hebt over dit onderwerp. Voor hulp bij een concrete casus biedt onze helpdesk uitkomst! Als je geen abonnement hebt op onze kennisbank en dus geen gebruik kunt maken van onze helpdesk, dan kunnen wij je van dienst zijn via een consultancy-opdracht.