Voordat we dieper in de kansen duiken, is het handig om te bekijken welke regels over zelfredzaamheid zijn toegevoegd aan de aanbevelingen curatele, bewind en mentorschap (aanbevelingen meerderjarigenbewind).
Sturen op zelfredzaamheid wordt basis schuldenbewind
In de nieuwe aanbevelingen meerderjarigenbewind is nu deze tekst toegevoegd:
De bewindvoerder bevordert waar mogelijk de zelfredzaamheid van betrokkene. Zodra de financiële én persoonlijke situatie van betrokkene voldoende stabiel zijn start de bewindvoerder een zelfredzaamheidstraject.
Bij een bewind vanwege problematische schulden is het uitgangspunt dat het zelfredzaamheidstraject nog maximaal 6 maanden duurt nadat de schulden zijn afbetaald of een Wsnp of Msnp is afgerond. Na afloop van het zelfredzaamheidstraject wordt het bewind opgeheven, tenzij dit traject niet geslaagd is en een verlenging van het traject niet zinvol is.
De passage geeft een duidelijke opdracht aan bewindvoerders om aan de slag te gaan met een zelfredzaamheidstraject. Om ervoor te zorgen dat het gewenste resultaat op tijd wordt bereikt, is het handig om de samenwerking te zoeken met schuldhulp.
Kansen voor schuldhulp om de samenwerking met bewindvoerders te versterken
Er zijn in ieder geval drie kansen die schuldhulp kan pakken om optimaler samen te werken met bewindvoerders en de zelfredzaamheid van de cliënt sneller te verbeteren. Deze kansen zijn gericht op:
- Vroege focus op zelfredzaamheid
- Sneller en gerichter samenwerken
- Gezamenlijk bouwen aan het Plan van Aanpak
-
Vroege focus op zelfredzaamheid
De aangescherpte aanbevelingen leggen sterk de nadruk op zelfredzaamheid én een duidelijk eindpunt voor het schuldenbewind, zes maanden nadat de cliënt schuldenvrij is geworden. Dit stelt bewindvoerders voor de uitdaging om al vroeg in het traject te starten met het bevorderen van zelfredzaamheid. Maar zelfredzaamheid is een proces van lange adem. De gemeente kan hierin een rol pakken door gerichte ondersteuning of het faciliteren van trainingen. Door al vroeg de samenwerking te zoeken en gezamenlijk op te trekken (bewindvoerder, schuldhulpverlener en cliënt) komt een schuldenvrije toekomst en zelfredzaamheid sneller in beeld.
-
Sneller en gerichter samenwerken
Voor een snellere doorstroom naar schuldhulp is vervolgens actieve kennisdeling over het brede gemeentelijke hulpaanbod en de ondersteuning bij zelfredzaamheid noodzakelijk. Want de deuren naar en de toelatingseisen voor het hulpaanbod kunnen per gemeente fors verschillen. Het is belangrijk dat de bewindvoerder weet welke hulp in welke situatie beschikbaar is.
Om vervolgens gerichter te kunnen samenwerken, is het belangrijk te vertrouwen op de informatie en inzichten van de bewindvoerder. De bewindvoerder kent zijn cliënt al en kan dus al inschatten welke hulp nodig is. Zeker als hij goed is geïnformeerd over de beschikbare hulp. Wacht dan niet met de inzet van de hulp totdat het eigen intakeproces in zijn geheel is afgerond, maar pak door en zet alvast de hulp in waar de bewindvoerder om vraagt. Daarna kan je het proces opstarten om te beoordelen wat er nog meer nodig is. Dit zorgt ervoor dat de cliënt al eerder aan de slag gaat met zelfredzaam worden.
Zelfredzaamheid: een proces van lange adem
- Gezamenlijk bouwen aan het Plan van Aanpak
Omdat de bewindvoerder de cliënt al kent kan hij waardevolle input leveren voor het Plan van Aanpak (PvA). Het PvA is de routekaart voor het hele traject, inclusief de stappen richting zelfredzaamheid. De bewindvoerder heeft vaak al een goed beeld van de cliënt – denk hierbij aan gedrag, vaardigheden en de persoonlijke leefwereld – voordat deze bij schuldhulp wordt aangemeld. Door samen met de bewindvoerder een PvA op te stellen en ook bij te houden, wordt het plan en dus ook het zelfredzaamheidstraject beter afgestemd op de cliënt.
Conclusie: Samen de kansen grijpen
Samen bereik je meer. Bewindvoerders worden uitgedaagd om hun cliënt sneller zelfredzaam te maken. Er zijn in ieder geval 3 kansen voor schuldhulp om bewindvoerders bij deze opdracht te ondersteunen. Het benutten van deze kansen vraagt actieve samenwerking, transparante kennisdeling en de bereidheid om te investeren in wederzijds vertrouwen.
Als het lukt om dit goed op te pakken dan heeft dat ook een positief effect op het verloop van het schuldhulpverleningstraject.