Als gemeenten besluiten hun beleid te wijzigen, levert dat steevast de vraag op wat de gevolgen zijn voor lopende beschikkingen. Moeten die worden aangepast? En mag dat eigenlijk wel, nu cliënten immers al een beschikking hebben gekregen en dus in principe ‘recht’ hebben op de toegekende voorziening. Het is een actuele vraag omdat vrijwel alle gemeenten hun Wmo-verordening per 1 januari 2020 hebben aangepast vanwege de (definitieve) invoering van het abonnementstarief. Deze gelegenheid is ook vaak aangegrepen om andere wijzigingen door te voeren, bijvoorbeeld nieuwe pgb-tarieven.

Behalve deze wetswijziging die noopte tot aanpassing van het gemeentelijk beleid, was er ook nog een uitspraak van een rechtbank die tot vragen leidde als het gaat om het wijzigen van lopende beschikkingen. De Rechtbank Oost-Brabant sprak zich in augustus 2019 namelijk uit over een zaak waarin de gemeente een nieuw protocol had vastgesteld voor de indicatiestelling van huishoudelijke hulp. Op basis van dat nieuwe protocol had het college besloten lopende beschikkingen waar nodig te herzien. De rechtbank oordeelde echter dat het college helemaal geen geldige grondslag had om de lopende beschikking te herzien. Het college had zich beroepen op een bepaling in de Wmo 2015 (specifiek artikel 2.3.10 lid 2 onderdeel b Wmo 2015). Maar volgens de rechtbank was die bepaling niet bedoeld om een lopende beschikking te wijzigen op basis van nieuw beleid.

Hoger beroep

Hoewel de rechtbank niet inging op de vraag of er wel een andere geldige grondslag was om de lopende beschikking te herzien, leek de uitspraak toch de richting in te wijzen dat het aanpassen van een beschikking op basis van nieuw beleid helemaal niet mogelijk is. Dat zou echter indruisen tegen eerdere jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter (zie ook het commentaar van mijn collega Lysanne Bergsma in onze Nieuwsbrief Jurisprudentie van 9 oktober j.l.) Gelukkig werd hoger beroep ingesteld en de CRvB oordeelde  dat het college wel degelijk de lopende beschikking had mogen wijzigen. Bovendien was de gebruikte grondslag (artikel 2.3.10 Wmo 2015) daarvoor ook geschikt.

Gemeenten mogen lopende beschikkingen aanpassen als sprake is van nieuwe beleidsinzichten

Gewenningstermijn

Gemeenten mogen lopende beschikkingen dus aanpassen als sprake is van nieuwe beleidsinzichten. Daar staat echter wel tegenover dat de gemeente de cliënt hierover tijdig moet informeren en, afhankelijk van de omstandigheden, de gelegenheid moet bieden om zich in te stellen op de nieuwe situatie. Vooral als de nieuwe indicatie tot een hele nieuwe situatie leidt of als er nieuwe afspraken gemaakt moet worden (denk aan een pgb-relatie), zal het college een overgangstermijn (of ‘gewenningstermijn’) moeten bieden. Uit de uitspraken die daarover tot op heden zijn verschenen kan worden afgeleid dat een termijn van 3 tot 6 maanden voldoende is.

Overgangsrecht opnemen

Overigens zijn gemeenten niet verplicht om lopende beschikkingen aan te passen bij nieuw beleid. Men kan er ook voor kiezen de beschikkingen gewoon in stand te laten en het nieuwe beleid pas toe te passen als de indicatieduur is verstreken en de cliënt een nieuwe aanvraag indient. Hoe dan ook is het goed tevoren stil te staan bij de gevolgen van beleidswijzigingen voor lopende beschikkingen. Veelal is het ook aan te raden om overgangsrecht op te nemen in de verordening, zodat voor iedereen duidelijk is hoe hiermee wordt omgegaan.

Spelen dit soort vragen ook bij u of heeft u advies nodig bij op te stellen beleid? Neem dan gerust contact met ons op om de mogelijkheden te bespreken.